De regels zijn niet de conclusie van ons verstand

Delen:

Tijdens een casusbespreking dezes week bekroop mij de sfeer in de boeken van Franz Kafka. Zij ademt een zinloze, desoriënterende en nachtmerrieachtige complexiteit. De sfeer in het werk van Kafka is absurd: elke stap die de hoofdpersoon in alle redelijkheid zet wordt gefrustreerd door draconische regelgeving. Als lezer raak je zo in een onbetrouwbare wereld verzeild waarin niets wat logisch en redelijk lijkt nog werkt. Kafka schetst hiermee een beeld van de vervreemding van de mens in de moderne maatschappij.

Vanaf 2015 is de zorg en ondersteuning voor ouderen anders gefinancierd en georganiseerd. Drie wetten spelen daarin een belangrijke rol: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz).  Kort samengevat is de essentie van deze drie wetten dat ouderen passende zorg, hulp en ondersteuning krijgen die zoveel mogelijk aansluit op hun persoonlijke (thuis)situatie, mogelijkheden en sociale netwerk.

De afbakening tussen de Wmo 2015 en de Wet langdurige zorg (Wlz) leek met de inwerkingtreding van de Wmo 2015 zo mooi en duidelijk te zijn geregeld. De gemeente hoeft geen voorziening toe te kennen op het moment dat de cliënt een Wlz-indicatie heeft of hierop aanspraak zou kunnen maken (artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015). Ook formuleerde de wetgever hierop enkele uitzonderingen (artikel 8.6a Wmo 2015).

Ruim 2 jaar nadat de Wmo 2015 zijn intrede heeft gedaan, bespeuren ik echter diverse onduidelijkheden c.q. knelpunten in de afbakening tussen deze zorgwetten.

We willen dat ouderen zo lang mogelijk thuis kunnen wonen én dat ze daarbij zoveel mogelijk zelf de regie hebben over het zorgproces.  Daarvan zijn de positieve effecten zeker zichtbaar. Maar ook is duidelijk dat de praktijk van de drie-wetten-in samenhang weerbarstig is.

Ik zie dat ouderen onbedoeld, ongewild en onbeschaamd hinder ondervinden van de schotten in de financiering van zorg, hulp en ondersteuning. Juist, omdat precies volgens alle wet- en regelgeving gewerkt wordt. Ik zie machteloosheid en frustraties bij professionals wanneer ouderen tussen wal en schip belanden. Ik zie ook dat professionals goed uit de voeten kunnen met de bedoeling van de wetten (ouderen vitaal te houden en zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen met een combinatie van professionele en informele zorg & ondersteuning). Maar tegelijkertijd zie ik ze worstelen met vragen als: Wie is verantwoordelijk? Wie wordt betaald? Welke wet is leidend? Ook is het soms niet duidelijk wat professionals van elkaar en van de gemeente en de verzekeraar mogen verwachten. Ook zien we dat de eigen interpretaties van professionals over welke zorg/ handeling in welk takenpakket hoort niet altijd passen binnen de door gemeente en zorgverzekeraar gestelde kaders of binnen de gestelde kaders vanuit het Rijk.

Neem meneer en mevrouw Trommel bijvoorbeeld. Beiden zijn al stevig op leeftijd en onvrijwillig hoofdrolspelers geworden in een kafkaiaans drama. Zij zijn gehuwd, voeren een gezamenlijke huishouding en zorgen, zo goed als dat gaat, voor elkaar. Mevrouw heeft een Wlz-indicatie VPT (Volledig Pakket Thuis). Zij ontvangt haar maaltijdvoorziening uit de Wlz. Haar man, halfzijdig verlamd en zich voortbewegend met een rollator, krijgt de maaltijd wel thuisbezorgd, maar heeft geen Wlz-indicatie. De maaltijd voor mevrouw Trommel wordt dagelijks voor haar klaargezet. Die van haar man niet. “Want dat valt niet onder de indicatie van mevrouw”, aldus de betrokken hulporganisatie. Met een welhaast satanisch genoegen wenst zij mevrouw Trommel vervolgens “Smakelijk eten, mevrouw!”, en wenst zij meneer Trommel “Sterkte en succes”.

Het gevolg van dit alles is dat mevrouw Trommel dagelijks haar maaltijd geniet, onderwijl haar man eindeloos probeert zijn eigen maaltijd geopend en/of in de magnetron te krijgen. Of dat mevrouw Trommel haar eten koud ziet worden, omdat zij wacht tot ook de maaltijd van haar man eindelijk op tafel staat. Kunt en wilt u het gekker bedenken? Ik niet.

Vanuit het perspectief van meneer en mevrouw Trommel zou idealiter de vraag uit welke wettelijk kader de ondersteuning of zorg gefinancierd wordt geen rol moeten spelen. Zeker ook, omdat de oplossing uiterst eenvoudig en simpel is. De professionals die bij mevrouw Trommel (en dus ook meneer Trommel!) over de vloer komen, nemen de maaltijdverzorging (lees: het warm maken en klaarzetten) voor beiden op zich, ook al valt deze taak voor meneer Trommel formeel niet onder het VPT-pakket van zijn vrouw. Ik noem dat ‘de logica van de uitvoering’.

De logica echter is weliswaar onwrikbaar, maar tegen Kafka en zijn volgers kan zij niet op. Want eens Kafka in het spel en over de vloer komt, groeien de problemen. De passende en logische oplossing voor meneer en mevrouw Trommel  past namelijk niet bij het strikt hanteren van de kaders die met wet- en regelgeving zijn gesteld. De praktische (en efficiënte!) opzet die ik voorsta heeft namelijk gevolgen voor de financiële kaders van de aanspraak.

Wie denkt dat ik dit allemaal wat overdrijf, heeft het mis. De namen van meneer en mevrouw Trommel zijn gefingeerd. Omwille van hun privacy. De rest is naakte waarheid en kwam deze week tot mij in een zogenaamd casusoverleg. Ik heb mij daarop voorgenomen geen tijd meer te verspillen aan het zoeken naar niet bestaande hindernissen. Ik ga de regels te studeren om het beste middel te vinden om ze te overtreden!

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *