de systemen als risico voor de beweging

Delen:

Ergens wist ik het wel. Maar ik ben een man van de inhoud. En heb daarom het wellicht niet gezien, of willen zien. De verantwoordingslast in de zorg dreigt geen nachtmerrie te worden. Zij is het! Deze constatering moet ik onlangs doen na mijn deelname aan een bijeenkomst daarover.

Het team van Programma i-Sociaal Domein organiseerde een bijeenkomst met als wervende titel “Lastenvrij Inkopen en controleren in het sociaal domein.” Aan de bijeenkomst namen vertegenwoordigers van ministeries, gemeenten, aanbieders en accountantsbureaus deel. En ik dus.

Gemeenten zijn in 2015 verantwoordelijk geworden voor drie vormen van ggz: begeleiding (Wmo), de Jeugdzorg en beschermd wonen. Over de (financiële) verantwoording van die zorg ontbreken bindende centrale afspraken. Er zijn geen eenduidige criteria over welke informatie zorgaanbieders aan gemeenten moeten leveren en waaraan de contracten moeten voldoen. Gemeenten regelen de verantwoording allemaal net iets anders. De bureaucratische lasten exploderen daardoor. En ondertussen prediken wij vermindering van de administratieve last!

De verantwoording is complex en niet altijd uitvoerbaar binnen de tijdlijnen die de verschillende partijen (de eigen organisatie, de gemeente en/of regio, het rijk en de zorgverzekeraar(s) hanteren. Dit geldt voor alle partijen: gemeenten, zorgaanbieders en hun accountants. Door gemeenten worden – al dan niet in afstemming met zorgaanbieders – nog diverse verantwoordings- en accountantsprotocollen gehanteerd.

Wat mij tijdens de bijeenkomst duidelijk werd, dat dit alles geen onwil is. Van gemeenten noch aanbieders. Eerder is het een gevolg van het feit dat er bij de decentralisatie bewust is gekozen voor weinig tot geen centrale sturing op een bij het beoogde veranderingsproces passende verantwoording. Dat was en is immers nu de verantwoordelijkheid van gemeenten. Maar al direct na het op afstand plaatsen van de taken op het terrein van jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en participatie  ging ineens iedereen de gewenste verantwoording en resultaten specificeren. Het gekende paradigma van controle, beheersing en risicomijding was daarbij – op basis van de eigen percepties – leidend. Wat gemist werd en wordt is een gemeenschappelijke visie op de bij de transformatie passende verantwoording. Zo leidde de decentralisatie in plaats van vermindering tot vermenigvuldiging van de administratieve last.

Zeker, zorgaanbieders en gemeenten die hun administratieve lasten willen verminderen, krijgen daarbij hulp. Met de nieuwe toolkit ‘Minder papier, meer tijd voor zorg’ bijvoorbeeld. Maar als ‘minder papier’ feitelijk betekent ‘meer digitaal’, dan blijven mensen horendol worden van al die registraties.

Dat moet anders. Want verspilling van tijd, geld en middelen is zonde. Het is immers de taak van ons allemaal dat elke euro die we aan zorg besteden, goed terechtkomt. Wat wij daarbij nodig hebben is een omslag van denken in termen van ‘government’ naar ‘governance’. Dat moet de maatstok zijn (worden). Van beleid tot uitvoering is het concept van de decentralisaties gebaseerd op ‘sturen op afstand’, ‘eigen kracht’ en ‘(regel-)ruimte. Dat vraagt om een strategische dialoog tussen gemeenten en aanbieders. En juist die relatie wordt gekenmerkt door iets dat tussen wurging en omhelzing in staat. Omdat de zorg ook als een ‘markt’ wordt gezien. Waarbij aanbieders elkaar, als gevolg van de – ten onrechte verheerlijkte – Europese aanbestedingsregels moeten beconcurreren op prijs (en kwaliteit). Zo blijft het fundament gebaseerd op government, wantrouwen, angst en  verantwoordingsdrift.

Natuurlijk moeten we ons verantwoorden, maar zoals het nu gaat is echt van de gekke. De verantwoording kan veel simpeler als gemeenten (lees: de politiek) niet zou eisen dat alle zorg op individueel niveau tot op detail verantwoord wordt.  Als de zorg die vrijheid zou krijgen, dan zouden we honderden miljoenen euro’s minder aan administratieve lasten, ergernis en irritatie kwijt zijn en dat geld en die aandacht aan de echte zorg voor mensen kunnen besteden.

In het kader van het programma I-Sociaal Domein* hebben gemeenten en zorgaanbieders inmiddels standaardartikelen voor de inkoop ontwikkeld, zodat de administratieve lasten kunnen verminderen. Deze standaardartikelen zijn een onderdeel in een geheel van afspraken zodat gemeenten kunnen sturen op zorg en de verantwoording ervan en tegelijkertijd de administratieve lasten kunnen verminderen. Die standaardartikelen kennen echter op hun beurt weer diverse uitvoeringsvarianten (inspanningsgericht, outputgericht en taakgericht). En gemeenten kunnen ook nog kiezen voor een mix van die uitvoeringsvarianten. Daarnaast is er dan nog een een verantwoordingsformat en een controleprotocol om de rechtmatigheid van de uitgaven te kunnen vaststellen.

Het concept van de transformatie vraagt naar mijn mening echter om iets anders dan het gekende antwoord met een blauwdruk van standaarden en systemen. Dat is ‘oud’ denken. Als de idee is dat aanbieders zelf meer autonomie moeten krijgen en meer adaptief ten opzichte van hun omgeving moeten zijn, zodat ze het ondersteunings- of zorgaanbod zo nodig kunnen veranderen, dan vraagt dat ook een eenvoudiger – minder bot en lomp – verantwoordingsinstrument. Zo ook kun je tot collectief aanvaardbare uitkomsten komen. Met een pragmatische opstelling van zowel gemeenten als zorgaanbieders geeft dit zekerheid over de financiële verhoudingen en kan dit tevens veel administratieve lasten en controlekosten voorkomen.

De echte transformatie en vermindering van de verantwoordingslast vraagt om co-creatie. Om gemeenten en aanbieders die elkaar niet als ‘partijen’ wantrouwen, maar als partners omhelzen. Dan wordt een ‘open dialoog’ en netwerkstrategie mogelijk;  waarbinnen partijen hun strategische koers en de daarvoor beschikbare middelen aan elkaar kenbaar maken. Om op basis daarvan te komen tot afspraken over prestaties en verantwoording. Op deze wijze ontstaat een rijk en collectief beeld van de wijze waarop de zorg nu en in de toekomst is en kan worden georganiseerd en uitgevoerd. Tegelijkertijd ontstaat een transformatiebeweging tijdens de gesprekken: mensen van verschillende organisaties leren elkaar kennen, werken samen aan oplossingen vanuit het belang van de inwoners. Goede zorg en de duurzame betaalbaarheid is daarbij ook een gezamenlijke opgave!

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *