Een echte pleister is beter dan valse aandacht

Delen:

Ik zal de laatste zijn die beweert dat de meest kwetsbare gezinnen in ons land adequaat geholpen worden. Dat kan en moet veel beter. Wat mij in de recente berichtgeving daarover stoort is de suggestie dat dit komt door – of een gevolg is van – de decentralisatie van de jeugdhulp naar gemeenten. Dat schept een vals beeld. Het voelt ook een beetje als wrijven is een al langer bestaande vlek. En met wrijven in de vlek, neem je die nog niet weg!

Medio april 2017 stelden het Toezicht Sociaal Domein/Samenwerkend Toezicht Jeugd in een kritische rapportage dat de meest kwetsbare gezinnen nog onvoldoende geholpen worden door de wijkteams. Het uitgangspunt een-gezin-een-plan-een-regisseur komt volgens de stellers niet goed van de grond. De gezamenlijke Toezichthouders onderbouwen deze bevindingen adequaat en zorgvuldig. “De conclusies zijn verontrustend”, stelt Esther Deursen programmadirecteur Toezicht Sociaal Domein.

In de berichtgeving rondom de bedoelde rapportage stoppen de media vervolgens een venijnige boodschap: de gemeenten kunnen de zorg voor kwetsbare gezinnen niet aan. Om daarbij fijntjes te verwijzen naar de decentralisaties in 2015. Als gevolg waarvan deze zorg de verantwoordelijkheid van gemeenten is geworden.

Ik ben nog maar eens even terug in de tijd gegaan. Om vast te stellen dat de zorg voor kwetsbare gezinnen al veel langer een zorg is. Gezinnen met een geringe sociale redzaamheid zijn kwetsbaar. Zij hebben vaak een combinatie van problemen, bijvoorbeeld op het gebied van zorg, onderwijs, huisvesting, financiën en justitie. Vaak krijgen deze gezinnen niet de zorg die ze nodig hebben.” Aldus de “Staat van de Gezondheidszorg” van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Zij schreef dit in 2010.

“Vanwege het meervoudige karakter van de problematiek en het grote aantal partners dat bij deze zorg betrokken is, komt adequate zorg niet vanzelfsprekend tot stand,” schreven de inspecties voor gezondheidszorg, jeugdzorg en onderwijs toen. Zij hebben destijds het initiatief genomen om met een groot aantal organisaties op het gebied van onderwijs, jeugdzorg en gezondheidszorg, randvoorwaarden te ontwikkelen voor verantwoorde zorg aan gezinnen met geringe sociale redzaamheid. Want”, zo stelden toen de Inspecties: “Verantwoorde zorg voor gezinnen met geringe sociale redzaamheid is alleen mogelijk als alle relevante instellingen betrokken zijn en als deze  instellingen effectief met elkaar samenwerken en de zorg goed op elkaar afstemmen”.

Dat alles was de verontrustende stand van zaken ver voor de decentralisaties van 2015. Het lukt ons kortom in de praktijk gedurende een lange reeks van jaren en ondanks de decentralisaties onvoldoende om de problematiek van deze complexe gezinnen goed aan te pakken. Om met deze gezinnen en betrokken professionals ‘een samenhangende aanpak tot stand te brengen. Een aanpak die effectief de problemen oplost of beheersbaar maakt en nieuwe problemen helpt te voorkomen. Kwetsbare gezinnen hebben kennelijk een andere aanpak nodig dan die wij gedurende langere tijd boden of niet bieden.

Natuurlijk, gemeenten en hun professionals kunnen veel beter kijken of de sociale wijkteams die kwetsbare gezinnen echt vooruit helpen. Ook ik ben ervan overtuigd dat kwetsbare gezinnen het best af zijn met één contactpersoon en met hulpverleners en instanties die goed samenwerken. Maar dat is niet voldoende.

De kwetsbaarheid ontstaat namelijk in een wisselwerking tussen gezinnen, hun  sociale omgeving en de hulpverlening. En juist daarin blijkt dat er een verschraling heeft plaatsgevonden. Voor alle gezinnen zijn professionals en beroepskrachten, zoals pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven, huisartsen, medewerkers van consultatiebureaus en leerkrachten, belangrijke gesprekspartners over opvoeding (Van den Broek et al. 2012; Stam en Doodkorte 2011). Datzelfde geldt echter ook voor medewerkers schuldhulpverlening, bijstandsconsulenten en arbeidsbemiddelaars. Voor hulpverlening die werkt is het belangrijk dat deze professionals en beroepskrachten niet de regels, maar de vraag centraal stellen. De steeds vaker voorkomende – en met de beste bedoelingen gehanteerde – screeningslijsten en het type vragen dat daarin wordt gesteld draagt daaraan niet bij. Zij maken de ondersteuning en zorg daardoor eerder tot een opsporingsapparaat En daarmee bemoeizuchtig.

Hulpverleners komen meestal in actie na een melding of indicatie van een acute situatie. Dikwijls zijn in een acute situatie de problemen al dusdanig  gegroeid dat er sprake is van een veelheid en diversiteit aan problemen. Op basis waarvan ook een veelvoud aan specialisten aan de slag gaat. Hierdoor worden vaak de problemen eerder versterkt dan opgelost (Van den Berg et al. 2008). Daarbij staan te vaak de symptomen in plaats van de oorzaken centraal.

Als wij kwetsbare gezinnen echt willen helpen, dan is aandacht voor het mee kunnen doen aan de samenleving een eerste vereiste. Gezinnen die niet weten hoe ze de maand moeten doorkomen, die geen (volledige) maaltijd op tafel kunnen zetten, die geen kleding kunnen kopen of hun kinderen naar sportverenigingen kunnen sturen help je niet met gesprekken met professionals. Mensen die hun rekeningen niet meer kunnen voldoen, die hypotheek- of huurachterstanden hebben of mensen die na het voldoen van alle rekeningen rond moeten komen van zo’n klein bedrag dat ze hier niet hun boodschappen meer van kunnen doen. Die zijn niet gebaat bij behandeling. Behandeling geeft geen oplossing voor  het ’s nachts wakker liggen, omdat je bang bent om uit huis te worden gezet, de deurwaarder regelmatig bij je aan de deur staat of je je kind geen brood mee naar school kan geven. Sturen op eigen kracht en zelfredzaamheid is voor deze gezinnen niet voldoende.

Wat nodig is, is ruimte en aandacht voor praktische en materiele ondersteuning. Richt je eens op de vraag  of de kwetsbaarheid al dan niet samenhangt met geldgebrek in of participatie van het gezin. En als dat zo is, verstrek dan eens de financiële middelen of instrumenten om die oorzaak te elimineren. Hard geld is dan vaak effectiever,  efficiënter (en goedkoper!) dan goedbedoeld pamperen.

Om dat te bereiken moet bij kwetsbare gezinnen m.i. het primaat binnen het sociaal domein niet – anders dan nu nog vaak het geval – liggen bij zorg en welzijn, maar bij inkomensondersteuning en participatie. Gemeenten en professionals moeten daarmee aan de bak.

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *