Goedkoopst adequaat: twijfel is de wachtkamer van inzicht

Delen:

Gemeenten streven ernaar de middelen die zij beschikking hebben om hun maatschappelijke opdrachten uit te voeren zo efficiënt mogelijk te besteden. Vanuit die visie wordt bij de uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) het principe gehanteerd dat ondersteuning zinnig, eerlijk, zuinig en houdbaar moet zijn. Dat klinkt logisch. Lastiger wordt het wanneer de gemeentelijke verordening dit samenvat in het principe “goedkoopst adequaat.” Goedkoopst adequaat is zuinig ja. Of het op termijn houdbaar is, is de vraag. Zoals het ook de vraag is of goedkoopst adequaat ook altijd zinnig en eerlijk is. De echte professional stopt niet bij de conclusie dat het antwoord het goedkoopst en adequaat is. Hij of zij kijkt net even verder…

Een van de leuke kanten van mijn werk is dat ik met grote regelmaat vanuit verschillende rollen mag bijdragen aan de ontwikkelingen binnen het sociaal domein. De ene keer is dat als strategisch adviseur, de andere keer als kritische vriend van de beweging. En bij tijd en wijle mag ik ook gewoon zelf ondersteuningsvragen ontvangen en beantwoorden. Zo mag ik momenteel onder andere leiding geven aan een team dat informatie, hulp en advies op het gebied van zorg, wonen en welzijn geeft aan en voor inwoners in een kleinere gemeente in het midden van het land. En weet u, ik ben verdraaid trots op de mensen in dat team. Trots op wat ze doen, op wat ze bijdragen aan de bedoeling van ‘de Kanteling’ en op de respectvolle wijze waarop ze dat, met en voor de mensen met en voor wie zij werken, doen.

Natuurlijk, ook binnen ‘mijn’ team schuurt het wel eens. Of worden de maxima van wettelijke wachttijden wel eens overschreden. Maar ze verdienen hun credits door wie ze zijn en wat ze doen  voor mensen in kwetsbare omstandigheden. Gewoon, omdat zij daadwerkelijk de principes van zinnig, eerlijk, zuinig en houdbaar toepassen. Met de Kanteling, de inwoners en hun omstandigheden als het leidend perspectief.

De Kanteling is het concept van dienstverlening dat met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij gemeenten is geïntroduceerd. Het gaat uit van compensatieplicht. Gemeenten hebben de taak om inwoners te ondersteunen bij hun deelname aan de samenleving. Centraal daarbij staat een omslag van het claimen van voorzieningen (‘Ik heb er recht op’) naar resultaatgericht werken (de vraag van de inwoner ofwel het resultaat staat centraal).

De Kanteling gaat verder dan het anders inrichten van de Wmo-dienstverlening binnen de gemeentelijke organisatie. Het gaat nadrukkelijk ook over een nieuw samenspel met klanten en partnerorganisaties. De Wmo gaat in eerste instantie uit van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van inwoners. De relatie tussen hen en de gemeente wordt hiermee meer wederkerig. Het is niet langer de inwoner die een voorziening vraagt en de gemeente die de aanvraag beoordeelt, maar de inwoner die samen met de gemeente in kaart brengt wat zijn mogelijkheden en belemmeringen zijn en met welke oplossingen hij/zij zo nodig kan worden ondersteund. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn participatie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid en het leveren van maatwerk.

Een oplossing moet in de eerste plaats adequaat zijn voor het vraagstuk van de inwoner. Het is enerzijds onze opdracht om enkel adequate oplossingen te financieren. Kwaliteit (duurzaamheid, gebruiksgemak,…) is daarvan een essentieel kenmerk. Anderzijds moeten wij de eigen regie van inwoners ondersteunen. Daarvan kan alleen maar sprake zijn als wij bij de advisering en toekenning rekening houden met het geheel van de omstandigheden.

De Wmo staat gemeenten toe de goedkoopst compenserende voorziening te verlenen. Compenserend betekent in dit verband: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Dit is – in het licht van de Kanteling – minimaliserend beleid en geen optimaliserend beleid. Het gaat er immers om dat de inwoner eigen regie heeft, kan participeren en zelfredzaam kan zijn! Zijn er meerdere adequate oplossingen, dan kijken mijn collega’s niet alleen naar de goedkoopste adequate oplossing. Bij hun afwegingen nemen zij nadrukkelijk ook effecten daarvan op de eigen regie van inwoner als basis. En ja, soms leidt dat tot hogere kosten dan die welke behoren bij de – volgens de objectieve normen – goedkoopst adequate oplossing. Tegelijkertijd blijkt juist het oog voor ‘eigen regie’ voor en bij de inwoner een krachtig instrument bij het beheersbaar houden van de kosten. Daar waar de goedkoopst adequate oplossing de mogelijkheden tot eigen regie verzwakt of belemmerd, ligt het primaat niet bij de oplossing die dat effect niet heeft resp. wegneemt.

Voor de goede orde: deze manier van werken vraagt soms meer tijd. Niet alleen voor de vraagverheldering, maar vooral ook voor het vinden van het meest adequate antwoord. Juist daarom weiger ik ‘mijn’ team enkel aan te spreken of af te rekenen op het realiseren van de genormeerde wachttijden. Veel problemen zijn het gevolg van haast en niet van te laat zijn. Passende ondersteuning op tijd en op maat, dat is voor mij en mijn team de toetssteen. Het effect? Wij tellen geen dagen, maar zorgen dat onze dagen tellen! En dat levert heel veel waardering op van de mensen met en voor wie wij werken!

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *