Opvoeden kun je niet alleen

Delen:

Als het om opvoeden gaat, weten we het altijd beter dan anderen. De meeste ouders vinden dat ze het zelf vrij aardig doen. Maar over andere ouders zijn we een stuk kritischer. Andermans kinderen zijn te brutaal, asociaal, stiekem en ongehoorzaam. En die vervelende kinderen zijn natuurlijk nooit van jezelf. Nee, die ouders….

Ik ben best een goede vader (en opa), denk ik. Toch realiseer ik mij dat het opvoeden van de (klein-)kinderen een opgave was en is, die ik nooit alleen tot een goede einde brengen kon of kan. Niet, omdat ik het niet wil, maar omdat het niet kan!

Als ouder moet je  vooral niet op een voetstuk gaan staan. Een deel van de opvoeding moet je (willen) toevertrouwen aan vakmensen als kinderdagverblijfleidsters, juffen, meesters en grootouders. Dat is heilzamer voor iedereen!

Bovenstaande mijmeringen doken afgelopen dagen op toen ik kennis nam van het verslag van het congres ‘Werk maken van MeeleefGezinnen’ in Doorn (april 2019). Een meeleefgezin is méér dan een logeeradres. Meeleefgezinnen bieden de mogelijkheid de zorg voor je kind te delen.

Sommige kinderen hebben extra of andere aandacht nodig. Ouders kunnen daarbij tegen grenzen aan lopen. Omdat thuis bijvoorbeeld de verhoudingen scheef groeien. Of als dat ten koste gaat van henzelf, van de andere kinderen, van het gezin. Dan is het hebben van een Meeleefgezin verdraaid prettig. Het kind groeit dan op in twee gezinnen, die eendrachtig samenwerken. Beide zijn een thuis voor het kind. Ze vullen elkaar aan en versterken elkaar. De samenstelling van het meeleefgezin maakt niet uit en ook de leeftijd doet niet ter zake. Dit levert een meervoudige winsituatie op: het kind kan in gezinsverband opgroeien, de ouders worden ontlast en het meeleefgezin krijgt een boeiende extra taak. Het is naast een hele mooie, niet nieuwe gedachte.

Zelf ben ik ‘er een van twaalf’. Oftewel: ik kom uit een groot gezin. Negen broers en twee zussen. Niet zelden echter zaten er vroeger bij ons thuis meer dan twaalf kinderen aan tafel. Dat bleken – achteraf – kinderen die mijn vader (meester aan de lagere school) meenam naar huis. Omdat het – vriendelijk gezegd – bij hen thuis even niet meer ging. Soms bleef het bij één keer mee-eten. Anderen schoven regelmatig aan en weer anderen bleven af en toe of voor langere tijd een nachtje bij ons slapen. Het omgekeerde gebeurde overigens ook. Een van mijn broers heeft zo in zijn puberjaren een langere periode bij onze buren gewoond. Gewoon, omdat het tussen hem en mijn ouders niet liep zoals zij dat – over en weer – wensten of verwachten. En dat leverde destijds forse confrontaties op. Waar het thuis over de kleinste dingen uit de hand kon lopen, wisten de buren mijn broer precies dat te bieden en te laten doen wat nodig was.

Opvoeden doe je niet alleen. Weet ik ook uit eigen ervaring. Mijn zoon heeft een goede kop met hersens. Maar in zijn  puberjaren waren er naast de studie heel wat andere zaken die – in zijn ogen – net zo, zo niet belangrijker waren. Met de nodige onenigheid – en dus spanningen – over huiswerk maken, thuiskomen, enzovoort als gevolg. Dat het uiteindelijk toch goed gekomen is, hebben wij meer te danken aan ‘ome Dirk’ (eigenaar van een grond- weg- en waterbouwbedrijf) dan aan onze eigen opvoedvaardigheden. Zo vertelde onze zoon ons toen hij afgestudeerd was als ingenieur weg- en waterbouw. “Als ik met slechte schoolresultaten was thuisgekomen, had ik dat vervelend voor jullie gevonden. Maar Ome Dirk, die zou mij met een eind hout achterna gekomen zijn….” Achteraf kan ik makkelijk zeggen dat het simpel en logisch was of is, maar  die paar extra (vreemde, maar betrokken) ogen, die van een afstandje meekeken, boden hem en ons meer dan alleen een uitkomst.

In mijn dagelijks werk kom ik ze vaker tegen: ouders die – net als ik ooit –  bang zijn om te falen. Een derde van de Nederlandse ouders denkt zelfs ronduit tekort te schieten in de opvoeding van zijn of haar kinderen. De ouders voelen daarnaast een zware verantwoordelijkheid voor het zelfvertrouwen van hun kinderen, de psychische en lichamelijke gezondheid, de schoolcarrière en maatschappelijk succes. De ruime meerderheid van de opvoeders is bezorgd over het feit dat hun kind opgroeit in een samenleving die verhardt en steeds agressiever wordt. Het overgrote deel van hen vindt  het ouderschap vermoeiend en ervaart het als uitermate stressvol. Ze hebben regelmatig het gevoel de opvoeding niet goed te doen. Dit gevoel van verantwoordelijkheid weegt zwaar. Soms zo zwaar, dat ouders vervolgens precies dat doen wat ze beter niet zouden doen: van alles een probleem maken. Met soms heel het gezin ontwrichtende gevolgen van dien.

Meeleefouders kunnen voor ouders zowel als kinderen een verademing zijn. Omdat er heel veel soorten regels, afspraken en gewoonten zijn die kunnen verschillen per gezin en huishouden. De aanpak van de een past nu eenmaal beter dan de aanpak van een ander. Juist dat maakt een MeeleefGezin zo interessant. Je faalt niet als ouder als je anderen bij de opvoeding van jouw kinderen betrekt. Integendeel. Het is daarmee een meer dan goed alternatief voor residentiele jeugdhulp. Waar kinderen in de knel vooral kennismaken met andere kinderen in de knel.

Kinderen opvoeden is geen sinecure. En superhelden (ook bekend als ‘ouders’) zijn opvoeders ook niet. Opvoeden is samenspel. Tussen ouders en kinderen, maar ook tussen ouders onderling en tussen ouders en grootouders, leerkrachten, kinderverzorgsters, buren, meeleef- steun of logeer-gezinnen.

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *