- Geld moet je niet achterna, maar tegemoet lopen
Welzijn heeft iets te maken met je prettig voelen. Zorg is iets wat je nodig kan hebben. Voor iedereen kan dat anders zijn. Het hoe en wat, hangt ook af van tevreden kunnen zijn met dat wat mogelijk is. En tegelijkertijd: mensen die zich inzetten voor het welzijn van anderen zijn al gauw de softies in onze samenleving. En daarmee een makkelijke en dankbare bezuinigingsprooi.
Welzijn en zorg op gemeentelijk niveau staan – mede daarom – voor zorgwekkende tijden. Vrees ik. Waarom? Omdat de overheden bij noodzakelijke bezuinigingen al gauw de ongezonde keuze van gemakkelijkheid maken.
De 3 decentralisaties (3D) in het Sociaal Domein vereisen onmiskenbaar echte innovatie in dienstverlening. Om te beginnen gaat het er om de mensen – de inwoners – centraal te stellen en niet de hulpverleningsindustrie. De inwoners-en/in-hun-omgeving zijn zelf eigenaar van de uitdaging en dus ook verantwoordelijk voor het realiseren van een passend antwoord. Ondersteuning en empowerment zijn daarbij de richtsnoeren.
Tegelijkertijd is er sprake van substantiële efficiëntiekortingen. Hetgeen – ook bij gelijkblijvende behoefte aan ondersteuning en zorg – een stevige opgave is.
Het antwoord op deze uitdaging vraagt een helder en breed gedeeld dienstverleningsconcept. Weten waar je naartoe wilt is onmisbaar om samen (met inwoners én aanbieders van welzijn en zorg) op te kunnen trekken. Concreet vraagt dit een investering in – in het bijzonder – de basisvoorzieningen. Zij moeten voorzien in meer flexibele producten- en diensten, waarmee zij op creatieve wijze het eigen draagvermogen van inwoners helpen versterken. Als onderdeel van en aanvullend op de eigen sociale omgeving van mensen. Niet het recht op voorzieningen staat daarbij centraal, maar ondersteuning bij het realiseren van een passend antwoord bij een uitdaging. Dit alles onder het motto “samen, doet u het zelf”.
Dat lijkt een heldere toekomstvisie, maar de praktijk van alle dag is pijnlijk weerbarstig. De uitdaging voor gemeenten om de nieuwe taken goed op te kunnen pakken zijn groot. Er moeten nieuwe vormen van maatschappelijke dienstverlening ontwikkeld worden die zowel beter inspelen op de behoefte aan ondersteuning als ook efficiënter zijn dan de huidige voorzieningen. Er staat dus veel op het spel.
Dit vraagt een meer traploze samensmelting van vrijwillige-, mantel- en algemeen toegankelijke ondersteuning. En dus om investeren in wijkzorgcentra, vrijwilligersorganisaties, buddy’s en informele netwerken. Of in nieuwe vormen van dienstverlening die de ontwikkeling van nieuwe ketens stimuleren. Door – bijvoorbeeld – het inrichten van een coöperatieve vereniging als vehikel voor de samenwerking van inwoners met professionals. Of door marktplaatsen in te richten voor vormen van maatschappelijke ondersteuning. In het sociaal domein vraagt dat van gemeenten naast een stevig veranderproces om structuurversterkende maatregelen.
De omvorming (transformatie) van het sociaal domein vraagt immers eerst en vooral een solide structuur aan de basis. Als wij daadwerkelijk willen aansluiten op de eigen mogelijkheden van mensen en/in hun sociale omgeving, écht willen ontzorgen en demedicaliseren, dan vraagt dat een verschuiving van aandacht en middelen van de derde- en tweede lijn naar de eerste en nulde lijn. Om een ‘keer-de-keten-om’ benadering.
Een verkenning leert dat de dagelijkse praktijk daarmee in schril contrast staat. Het lijkt en blijkt een onvermijdelijkheid: de langzaamsten, de zwaksten, de goedkoopsten vallen ten prooi aan de jagers op bezuiniging.
Zeg nou zelf: Als je mensen langer thuis willen laten wonen om te besparen op de kosten van een verzorghuis, is het dan niet pennywise maar pound-foolish om op thuishulp te bezuinigen? En wegen de opbrengsten van die bezuinigingen per saldo op tegen anderzijds het verlies aan participatiemogelijkheden voor de betrokken medewerkers? Aan de onderkant van de arbeidsmarkt zijn er de helpende handen. Ruim twee miljoen werkenden en werkzoekenden in Nederland met een laag opleidingsniveau. Maar een groot hart! En wat doen wij? Wij bezuinigen dat kapot of – erger nog – volledig weg.
Onderwijl – op een luierend grazend als olifanten – houdt inmiddels de kudde van de zich professioneel noemende zorg afzijdig. Ze gaan in een kringetje staan. De zwaksten en oudsten – samen met de jongsten – in het midden. De sterkste en brutaalste – ter bescherming – daar omheen. Zij gaan door met de orde van de dag! Totdat het gevaar geweken is.
Het ergert mij dat door deze kortzichtigheid basisvoorzieningen zo’n makkelijke prooi zijn voor en bij bezuinigingen. En nee, er is wellicht en waarschijnlijk niet altijd sprake van direct aantoonbare winst. Of van een heldere kosten-baten analyse. Maar de verenigingen, het vrijwilligerswerk en de zorg voor elkaar zijn wel het onbetaalbare cement van een eigenkrachtige samenleving.