Met gepaste trots was ik deze week aanwezig bij de ondertekening van een convenant waarmee negen welzijnsorganisaties in Amsterdam-Noord hun krachten voor de komende drie jaar bundelen. Het was een mijlpaal in een traject dat een kleine twee jaar geleden startte.
‘De ontwikkelopgaven binnen het sociaal domein vragen om een professioneel en robuust opdrachtgeverschap. Eerder nog dan vernieuwing of uitbreiding van aanbod of activiteiten. Goed opdrachtgeverschap bereik je niet eerder of beter door een andere vorm van contracteren (inkoop i.p.v. subsidies bijvoorbeeld), maar door gericht te sturen op samenwerking tussen partijen. Met een gebieds- of themagerichte opdracht rond een maatschappelijk vraagstuk aan een groep van partijen. Op basis van een helder geformuleerde opdracht (het ‘wat’).”
Dat was – gebaseerd op een vindtocht langs mensen en doorheen beleidsnota’s en visies – de gedeelde conclusie van het project ‘vernieuwing basisvoorzieningen’ binnen het stadsdeel Noord, waarvoor ik in de tweede helft van 2015 tot eind 2016, samen met collega, Ali Dekker (BMC), de basis mocht leggen.
Een robuust opdrachtgeverschap bij het stadsdeel, en een daarop afgestemde opdrachtneming door uitvoerende organisaties. Het klinkt vanzelfsprekend en eenvoudig. In de praktijk echter is deze stap betekenisvol en ingrijpend. Met consequenties op het terrein van taken, werkgebied, zeggenschap en de toedeling van het budget. Voor zowel het stadsdeel – de financier – en de uitvoerende organisaties. Het stadsdeel als financier gaat zich daarbij minder met het “HOE” bemoeien en creëert daarmee regelruimte voor de professionals. De organisaties nemen daarbij gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het op verantwoorde wijze – dat wil zeggen aansluitend op de behoefte van de inwoners en de door en in de wijk ervaren kansen en knelpunten – inzetten van menskracht en middelen.
De gedeelde ambitie was mooi, maar niet voldoende. Succesvolle uitwerking vroeg tijd, informatievoorziening en vertrouwen. En bovenal: de bereidheid tot samenwerking.
Vele gesprekken en (bestuurlijke) overleggen volgden. Resulterend in een door alle betrokken partijen unaniem onderschreven advies over de denk- en kijkrichting: een populatie gebonden budget gebaseerd op een gebiedsgerichte aanpak en werkwijze. Met verregaande consequenties voor de tot dan toe geldende subsidie- en prestatieafspraken. Dat bevatte daarvoor onvoldoende ruimte zowel als prikkels en moest doorbroken worden. Niet door of met ‘een ongebreidelde ‘vernieuwing-om-de-vernieuwing’, maar met “revolutie door evolutie”. De gezamenlijke stip op de horizon, één ontschot budget voor één samenwerkingsverband van basisvoorzieningen in Noord, betekende ook om het bundelen van de krachten van de betrokken welzijns- en zorginstellingen.
In 2016 bleek dat laatste voor 2017 nog een te grote stap in de sprong. Daarom werd allereerst gewerkt aan een gezamenlijke inhoudelijke opdracht. Gebaseerd op de kennis over de gebieden en de signalen uit de gebiedsteams en de organisaties zelf. Dit resulteerde in een gezamenlijke opdracht voor 2017, waarbij in 2017 nog wel elke partij een op de eigen organisatie toegespitste beschikking ontving. In 2018, zo werd echter eind 2016 afgesproken, moest een gezamenlijke opdracht op basis van een gezamenlijke beschikking mogelijk zijn.
Met het opleveren van die ‘grondplaat’ eindigde destijds mijn aandeel in deze opdracht. De betrokken (negen) organisaties gingen – samen met mijn collega en een door de betrokken organisaties aangestelde procesbegeleider – vervolgens met de verdere implementatie aan de slag.
Daarbij hanteerden zij een paar wezenlijke basisvoorwaarden:
- Voel jezelf gelijk aan elkaar: Ondanks een mogelijk verschil in grootte van de participerende organisaties zijn we gelijk in denken en doen.
- We bepalen en hanteren een gemeenschappelijke visie en lange termijn doelstellingen.
- Niet alleen wat we gaan doen maar vooral ook hoe we met elkaar omgaan wordt besproken.
- We leggen zaken eenduidig en transparant vast, en doen dat op het juiste moment.
- We beginnen klein en denken groot.
Dit alles vanuit de gedeelde notie dat samenwerken eerst en vooral dóen is. Nuchter waar je nuchter moet zijn. Energiek waar energie is vereist. In de wetenschap dat samenwerken een kwestie is van ‘ja’ durven zeggen, maar ook ‘nee’ mogen zeggen. Iets durven overlaten aan elkaar. Elkaar op een hoger plan brengen.
Samenwerken is ook creëren. Samen ideeën aftasten, luisteren, inspireren en geïnspireerd raken, expertise weten in te schatten, de perfecte balans vinden tussen know-how and know-who. Gezamenlijk bijdragen aan een gezamenlijk resultaat; door ruimte voor en een optimale afstemming tussen de eigen kwaliteiten en belangen van de ander. Eigen kwaliteiten en vaardigheden zijn daarbij belangrijk, maar ook begrip voor de positie en belangen van de ander.
Negen organisaties, waaronder Civic Amsterdam, het Leefkringhuis, Stichting Doras, Stichting Prisma, SPIN, Stichting DOCK, De Regenboog Groep, Vrijwilligers Centrale Amsterdam en Stichting Wijsneus Civic Amsterdam, hebben zo het afgelopen jaar geïnvesteerd om van ‘samen werken’ naar ‘samenwerken’ te groeien. Inhoudelijk wisten ze elkaar snel en goed te vinden. En juist daardoor bleken ook de organisatorische en financiële ‘knopen’ en drempels uiteindelijk te nemen. Waarbij ook de rol van het stadsdeel van cruciaal belang bleek. Zij bood ruimte voor een drie- in plaats van de gebruikelijke jaarlijkse subsidieovereenkomst. Met als resultaat dit convenant. Op basis waarvan per 1 oktober 2017 Samen Noord daadwerkelijk van start gaat.
Zo werkend is voor 2018 één beschikking voor één samenwerkingsverband van negen organisaties het mogelijk geworden. Op basis van een gebiedsgerichte opdracht en één ongedeeld budget De komende drie jaar richt Samen Noord zich daarmee op iedere bewoner van Amsterdam-Noord. Met de ambitie dat meer kinderen en jongeren glansrijk opgroeien, meer kwetsbare bewoners meedoen en zich ontwikkelen, er in Amsterdam-Noord minder mantelzorgers overbelast zijn en meer Noorderlingen zich voor elkaar en hun omgeving inzetten.
Om dit te bereiken, zorgen ze er met elkaar voor dat buurtbewoners makkelijk bij hen binnenstappen, hun aanbod op elkaar aansluit en wordt vernieuwd. Daarnaast zullen ze elkaar vaker ‘erbij halen’ (in plaats van ‘verwijzen), nieuwe en oude Noorderlingen aan elkaar verbinden en krachten bundelen om meer kwetsbare én krachtige bewoners te bereiken.
Ik ben trots op dat wat deze organisaties open en transparant hebben in- en opgezet. Trots ook op het lef van het dagelijks bestuur en de ambtenaren van het stadsdeel. Trots ook op het feit dat ik – samen met mijn collega – heb mogen bijdragen aan deze samenwerking. Er zijn onnoemelijk veel mensen bij betrokken (geweest). Samen leerden en ervoeren wij: Samenwerken? Het kan. Niet omdat het móet, maar om dat het kán!
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals