We maken een systeem om kinderen te beheren

Delen:
  • Het construeren van een redelijke verklaring voor ‘makkelijk’ gedrag

Steeds meer scholen werken met een continurooster met vijf gelijke dagen. Alle groepen hebben gelijke schooltijden en gaan op alle dagen van de week van 8.30 uur tot 14.00 naar school. Dus ook op de woensdag en de vrijdag. Aan het einde van de ochtend wordt er onder begeleiding van de eigen leerkracht 15 minuten geluncht en aansluitend 30 minuten buiten gespeeld ook onder begeleiding van de eigen leerkracht. Alle kinderen blijven op school en er zijn geen kosten aan verbonden. Het klinkt geweldig, maar ik heb mijn twijfels.

Mijn kleinzoon, Joshua, zit op zo’n school. Nu het continurooster is ingevoerd, heeft hij tussen de middag precies 15 minuten om zijn boterhammen te eten. Maar Joshua heeft nog zoveel andere dingen te doen….En dus komt het steeds vaker voor dat hij na schooltijd een deel van de lunch nog in zijn schooltas heeft zitten: “De tijd was op,” verklaart Joshua.

Volgens mij is het belangrijk voor kinderen dat zij tussen de middag voldoende tijd hebben voor ontspanning, eten, met een vriendje of vriendinnetje spelen, etc. Kortom, even wat anders doen.

Ben ik ouderwets? Misschien. Maar alleen sta zeker niet in mijn aarzelingen. Onderzoeksinstituut ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen heeft in 2010 een uitgebreide literatuurstudie gedaan naar het continurooster. Daaruit bleek dat de effecten van het continurooster nauwelijks onderzocht zijn en het vooral om beschrijvingen en meningen gaat. Inmiddels loop het aantal basisscholen met een continurooster ‘lekker op’.

Waarom? Daarvoor zijn een heleboel argumenten te bedenken:

  • Het is makkelijker voor ouders om hun werktijden op school af te stemmen.
  • Ouders hoeven hun kind maar één keer te brengen en te halen.
  • Jongere broertjes en zusjes hoeven ook maar één keer heen en weer.
  • Het is rustiger voor de kinderen.
  • Kinderen zijn eerder thuis.
  • Naschoolse- of buitenschoolse opvang hebben, net als sport-, muziek- en cultuurverenigingen meer tijd om hun activiteiten aan te bieden.

Maar een continurooster heeft ook nadelen, voor zowel leerlingen al leerkrachten.

  • Voor sommige ouders is het juist lastig dat de school eerder uit is.
  • Kosten van de naschoolse- (nso) of buitenschoolse opvang (bso) kunnen hoger worden doordat er meer uren moeten worden afgenomen.
  • Kinderen kunnen tussen de middag niet even naar huis en daar in een kleine omgeving even tot rust komen.
  • Geen keuze tussen wel of niet overblijven.

Ik voel mee met een heleboel van die argumenten. Ik kan ook niet om het feit heen dat in veel klassen meer dan de helft van de kinderen overblijft. Omdat de ouder(s) werken moet(-en). Ook het argument dat het veiliger is (minder verkeersbewegingen) lijkt valide: de afstand van huis naar school is vermoedelijk in de loop der jaren groter geworden. Al lijkt het er ook op dat het (opnieuw) handiger is voor de papa’s en de mama’s: die brengen en halen hun kinderen in toenemende mate met de auto. En als je op je werk zit is dat lastig….

Het door de voorstanders gebruikte argument dat het continurooster meer rust, duidelijkheid en regelmaat voor kinderen geeft, klinkt goed. Maar komt wel gezocht over. Die rust, duidelijkheid en regelmaat was er ook bij de oudere schoolroosters. Het heeft – vooralsnog – meer de schijn van een verregaande rationalisatie van het onderwijs als productieproces. Waarbij wij woorden als efficiënt en effectief graag bezigen.

Efficiënt en effectief is het zeker – voor (een deel van) de onderwijzers en onderwijzeressen en (eveneens een deel van) de werkende papa’s en mama’s. En ja, het lost voor de volwassenen veel logistieke problemen op. En als we dat vervolgens ook nog kunnen verpakken in “werkdruk omlaag, prestaties omhoog” lijkt het allemaal wonderwel ook nog in de comfortzone van de onderwijsgevenden te passen.

Toen meen ik dat het onderwijs met het omarmen van het continurooster teveel (met een schuin oog) kijkt naar het bedrijfsleven. Daar probeert men elke vorm van tijdsverspilling te elimineren en anders wel te reduceren. Verplaatsing van kinderen, onrustige bewegingen/afleiding en het produceren van fouten worden binnen het onderwijs als verspilling benoemd. Daarmee wordt immers geen (leer-)waarde toegevoegd. Bovendien levert het concentreren van de activiteit tijd op. Maar, geldt dat ook voor het onderwijs?

Ja, wellicht kan hiermee de werkdruk worden verlaagd. Maar wanneer we de ontwikkeling van kinderen werkelijk centraal stellen kunnen we niet werken met standaardisatie en maximalisatie van het productieproces.

Wordt het Nederlandse onderwijs beter als kinderen minder lang naar school gaan? Ik denk niet dat een kind dat meer uren op school zit, ook meer het leert. Dat blijkt ook uit een onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Maar wordt het Nederlandse onderwijs dan ook beter als kinderen minder lang naar school gaan? Dat valt volgens het CBS zonder nader onderzoek niet te zeggen. Het hangt namelijk ook af van de invulling die wordt gegeven aan de extra tijd die leerlingen en leraren daarmee krijgen.

Leren is een ontdekkingsreis, en kinderen zijn ontdekkingsreizigers. Dat vraagt een benadering die de interesse van de kinderen serieus neemt, hen aanmoedigt om hun omgeving onderzoekend tegemoet te treden en ruimte biedt voor fouten.
Als iets daarbij waarde en betekenis, dan is het wel een betekenisvolle context. Een context die laat zien en ervaren, waardoor kinderen zich iets eigen (kunnen) maken. En dat vraat tijd. Wanneer we bijvoorbeeld kijken naar de concentratie op een taak die het kind niet zelf uitgekozen heeft, dan zien we dat een kind van 6 jaar zich zo’n tien minuten kan concentreren op één en dezelfde taak. Bij kinderen van 10 jaar is dit zo’n twintig minuten en een kind van dertien kan zich zo’n dertig minuten achter elkaar concentreren op een taak die het niet zelf gekozen heeft. Heel anders is dit met bezigheden die het kind zelf gekozen heeft ( met lego spelen, spannend boek lezen, iets bouwen etcetera), we zien dan een veel langere periode van concentratie.

Mij lijkt daarom een continurooster voor zowel leerkrachten als leerlingen eerder een extra mentale belasting dan een ontlasting. Voor leerkrachten zie ik ook als bijkomend nadeel dat een natuurlijk overlegmoment met collega’s wegvalt; dat betekent extra vergaderen of slechtere onderlinge informatieoverdracht. Maar bij gebrek aan onderzoek, realiseer ik me dat dit – ook van mijn kant – slechts hypothesen zijn. Ik houd me daarom zeer aanbevolen voor betere cijfers en onderzoeksgegevens over de effecten van het continurooster.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *