Delen:

Een brandende kwestie

Verruim de horizon | Peter Paul Doodkorteapril 28, 2022

Maak de juiste keuze!

Binnen het sociaal domein helpen uitvoeringsvarianten voor de Jeugdhulp en Wmo om structuur te brengen in het administratieve proces tussen gemeenten en zorgaanbieders. Ze leggen verbinding tussen inkoop, zorgadministratie en berichtenstandaarden.

Volgens de Wet Vermindering Administratieve Lasten Wmo en Jeugdwet, zijn (samenwerkende) gemeenten verplicht om één van de drie uitvoeringsvarianten te hanteren. Zij moeten inkoop, beleid en uitvoering in lijn hiermee optuigen. Het Ketenbureau i-Sociaal domein heeft – in samenspraak met de ketenpartijen in het sociaal domein – de volgende uitvoeringsvarianten uitgewerkt en vastgesteld.

Uitvoeringsvarianten

Uitvoering van zorg en/of ondersteuning waarbij er een duidelijke afspraak tussen gemeente en zorgaanbieder is gemaakt over de levering van een specifiek product of dienst in een afgesproken tijdseenheid.

Uitvoering van zorg en/of ondersteuning waarbij er een duidelijke afspraak tussen gemeente en zorgaanbieder is over de te behalen output. De manier waarop deze output wordt behaald, is niet vastgelegd.

Uitvoering van zorg en/of ondersteuning waarbij de gemeente een taak voor een (deel)populatie heeft gegeven aan een (groep van) aanbieder(s) en deze aanbieder(s) de vrijheid heeft/hebben om de invulling van deze taak vorm te geven. De (groep van) aanbieder(s) krijgt/krijgen hier een vooraf afgesproken (al dan niet prestatie-afhankelijk) totaalbedrag voor. De (groep van) aanbieder(s) bepaalt/bepalen de toegang. De gemeente kan hooguit iemand attenderen op het feit dat hij/zij zich kan melden bij de (groep van) aanbieder(s).

Samen werken we aan een krachtige en toekomstbestendige uitvoering van de Wmo en Jeugdwet.

Welke uitvoeringsvariant is passend

Elke uitvoeringsvarianten kent een daarop afgestemde verbinding met bekostiging en administratieve inrichting. Bij de inspannings- en outputgerichte uitvoeringsvariant is er sprake van bekostiging, afrekening en verantwoording op cliëntniveau. Bij de taakgerichte variant vinden bekostiging, afrekening en verantwoording plaats op het niveau van de taak en is er in de relatie (samenwerkende) gemeente(n) – aanbieder(s) geen sprake van bekostiging, afrekening of verantwoording op cliëntniveau.

Voor de bekostiging van de individuele en maatwerkvoorziening vormt de door een gemeente gekozen uitvoeringsvariant het vertrekpunt. Elke uitvoeringsvariant kent een daarop afgestemd bekostigingsmodel. Elk bekostigingsmodel stelt andere eisen aan inkoop, declaratie-en facturatie en heeft daarmee impact op de administratieve lasten.

  1. Bij taakgerichte bekostiging verstrekt de opdrachtgever een integraal budget per (groep van) aanbieder(s) of per gebied of voor alle aanbieders samen. Dit budget is gekoppeld aan een taak of opdracht. Deze taak of opdracht staat centraal in de bekostiging.
  2. Bij inspanningsbekostiging betaalt de gemeente per uur of dag tegen een gecontracteerd tarief, eventueel binnen budgetmaximum. De gerealiseerde productie staat centraal in de bekostiging;
  3. Bij outputgerichte bekostiging verstrekt de gemeente een bedrag voor het realiseren van een resultaat per cliënt. De betaaltitels zijn arrangementen, gebaseerd op cliëntprofielen in combinatie met intensiteitsniveaus en te behalen resultaten. Gemeente betaalt aan de aanbieder (afhankelijk van het arrangement) een vooraf bepaald bedrag per cliënt om dit resultaat te behalen.

Van kiezen naar doen

De verschillen in de uitvoeringsvarianten respecteren dus niet alleen de gewenste vrijheid in de sturingsrelatie tussen gemeente en aanbieders. Zij bieden ieder voor zich ook de mogelijkheid van een op de uitvoeringsvariant afgestemde en zoveel mogelijk gestandaardiseerde keten-informatie-uitwisseling. De berichtenspecificaties iWmo en iJw van i-standaarden ondersteunen deze gestandaardiseerde keten-informatie-uitwisseling.

In de praktijk hanteert een ruime meerderheid van (samenwerkende) gemeenten de inspanningsgerichte of outputgerichte uitvoeringsvariant. In toenemende mate is er sprake van belangstelling en aandacht voor de taakgerichte uitvoeringsvariant. Onlangs verscheen in dat kader de vernieuwde Handreiking ‘Kiezen voor de taakgerichte uitvoeringsvariant’.

De taakgerichte uitvoeringsvariant heeft “op papier” – vanuit het perspectief op vermindering van vermijdbare administratieve lasten – belangrijke voordelen ten opzichte van de inspannings- en outputgerichte uitvoeringsvarianten. Primair ontstaat dit voordeel doordat bekostiging van en verantwoording over geleverde zorg is losgetrokken van de invulling van de ondersteuningsbehoefte van een individuele inwoner. Dit houdt in dat processen van toewijzing niet of heel globaal zijn ingericht en dat zorgaanbieders geen declaraties versturen die beoordeeld (afgekeurd) en afgehandeld moeten worden.

De taakgerichte uitvoeringsvariant geeft bovendien uitdrukking aan een belangrijke transformatie doelstelling: “handelingsruimte voor professionals” en biedt relatief gezien die handelingsvrijheid aan professionals zodat deze flexibeler kunnen inspelen op de ondersteuningsbehoefte van een inwoner/gezin/huishouden. Een verandering van behoeftestelling en zorgaanbod gaat dan niet gepaard met het opnieuw doorlopen van een administratief proces en hiermee worden dus administratieve lasten vermeden.

De toegenomen belangstelling voor de taakgerichte uitvoeringsvariant lijkt echter (ook) en met name ingegeven door de aantrekkelijke veronderstelling dat deze variant meer, beter en sneller bijdraagt aan het beheersen van de (in veel gemeenten uit de hand lopende) kosten voor het sociaal domein. Dit is – weet ik uit eigen ervaring – een te rooskleurige inschatting. Simpelweg, omdat de daarvoor benodigde omvorming van de uitvoeringspraktijk een lange adem en (lange termijn) investeringen vraagt. De taakgerichte uitvoering is dus geen wondermiddel.

Is er een voorkeursvariant?

Is er binnen het social domein nu een voorkeursvariant voor de uitvoering? Nee! Elke tijd, plaats, problematiek en voorziening vraagt om een eigen model qua inkoop, bekostiging en toegang. En aangezien tijd, plaats en problematiek veranderen, kunnen ook de daarvoor benodigde modellen veranderen. De juiste keuze maken vraagt het in evenwicht en balans schikken van de beoogde samenhang en samenwerking binnen het sociaal domein.

De door iedereen zo gewenste integrale aanpak en ruimte voor (meer) maatwerk in de ondersteuning van inwoners leert dat sommige activiteiten of vormen van ondersteuning en zorg zich – door hun omvang, frequentie van het gebruik of toepassing – uitstekend voor een taakgerichte benadering lenen, terwijl andere juist beter op basis van inspanning of output (resultaat) benaderd en afgerekend kunnen worden. Ook binnen een door een gemeente/regio gekozen dominante uitvoeringsvariant (inspannings-, output- of taakgericht) zal er op onderdelen altijd sprake zijn van een zekere mix in de uitvoering en bekostiging van ondersteuning en zorg.

De keuze voor een uitvoeringsvariant hangt dus sterk samen met invulling van de rol van de (samenwerkende) gemeente(n) in de uitvoering en de te maken keuzes in de relatie opdrachtgever en opdrachtnemer. Die keuzes resulteren in een besluit over de meest passende uitvoeringsvariant, het daarop afgestemde bekostigingsmodel en de daaruit voortvloeiende ordening van de markt. Dat besluit heeft ook grote impact op informatieprocessen van aanbieders en gemeenten, en daarmee op de administratieve lasten.

De keuze voor en de ontwikkeling van elke uitvoeringsvariant is in de allereerste plaats een leer- en ontwikkelproces.  De ontwikkeling en het onderhoud daarvan vraagt een continue dialoog tussen (samenwerkende) gemeente(n), aanbieders en inwoners. Met open oog en oor voor de interactie tussen die actoren. Is die gebaseerd op het denken en doen in partijen of partnerschap? Is (de beheersing en controle van) de organisatie en uitvoering gebaseerd op vertrouwen in of wantrouwen ten opzichte van elkaar. De kracht van de relatie en de daarvan ervaren ‘last’ hangt samen met de mate waarin de verschillende perspectieven (gemeenten, aanbieders en inwoners) elkaar erkennen en respecteren. En met de wijze waarop zij de daarbij te maken keuzes in samenhang en in evenwicht met elkaar schikken. Elk van die keuzes heeft een eindresultaat en bepaalt hoe (on)draaglijk de ‘last’ van die relatie is.

De geleerde lessen

Het maken van de juiste keuze voor de bij een gemeente of regio passende uitvoeringsvariant vraagt aan de voorkant precies te weten wat je wilt. Als een gemeente of regio niet helder is over wat zij en anderzijds partners (aanbieders) vindt waarmee ze dat kunnen ontwikkelen, loopt het spaak.

Een werkende uitvoering komt niet van de grond als je geen doorleefde visie hebt die past bij de cultuur en visie van de andere domeinen van de gemeente of regio en de inrichting van de ondersteunende processen.

Kern bij elke uitvoeringsvariant is de continue dialoog. De samenwerking en uitvoering is een gezamenlijk pad en niet iets wat op 1 moment in de tijd besloten wordt. Bouw daarom flexibiliteit in het contract om te kunnen blijven ontwikkelen en neem daartoe in het contract afspraken op. Werk en onderhoudt wederzijds de relatie.

Elke visie vraagt een operationalisering en daar wordt het vaak spannend. Het is een groeiproces met elkaar, waarin je gaandeweg invulling geeft aan bijvoorbeeld toegang, wie er wat doet, hoe je visie vertaalt in concrete resultaten en hoe je monitort op de doelen. Wees op die spanning voorbereid en schrik er ook niet van.

Het kiezen van de passende uitvoeringsvariant is een complex samenspel met veel partijen. Daarbij is transparantie belangrijk zodat je ook kunt snappen wat de dilemma’s bij de ander zijn en waar de spanning zit, bijvoorbeeld ten aanzien van kwaliteit en schaarste.

Het laten werken van een gemaakte keuze vraagt van ook om consistentie in het contractbeheer. Dat vraagt dat je samen zoekt hoe je met elkaar stuurt en monitort. Dat vraagt ook dat je mensen in- en extern aanspreekt als ze zich niet als partners gedragen en voer het gesprek over de onderlinge spelregels.

Samenvattend

Het kiezen van de meest passende uitvoeringsvariant is niet iets wat je van de een op de andere dag ‘even’ doet. Het gaat om het maken van de juiste keuze, gebaseerd op het in evenwicht en balans schikken van de verschillende perspectieven (inwoners, aanbieders en gemeenten) en de door hen beoogde samenhang en samenwerking binnen het sociaal domein. Altijd is er de paradox van hoe je in de afhankelijkheid van elkaar, de ander de professionele ruimte kunt bieden. Dat is met elkaar schuren, knutselen en schooieren. Het is nergens én nooit een kant-en-klare-oplossing. Het aan het begin daarover met elkaar schuren, knutselen en schooieren scheelt later veel gedoe.

Leergang ‘Sociaal Domein op Stoom houden’

Deze blog maakt deel uit van de leergang ‘Sociaal Domein op Stoom houden’ – voor (nieuwe) wethouders en raadsleden. Van 14 tot 16 maart 2022 vinden de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Dit betekent dat er waarschijnlijk nieuwe wethouders en raadsleden aantreden met het sociaal domein in hun portefeuille. Wij dragen graag bij aan een vliegende start voor deze nieuwe bestuurders en raadsleden. Daarom hebben wij een leergang ‘Sociaal Domein op Stoom houden’ ontwikkeld. De verschillende onderdelen van de leergang komen gefaseerd beschikbaar. In juni is de complete leergang als e-learning te vinden op de website van het Ketenbureau i-Sociaal Domein.

Over de auteur

Auteur Peter Paul Doodkorte is één van de (acht) Regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen. Het Regioteam ondersteunt gemeenten én aanbieders bij het werken volgens de bedoeling en opereert namens het Ketenbureau i-Sociaal Domein dat wordt aangestuurd door een Stuurgroep Hierin hebben naast de zorgbranches (Actiz, GGZ Nederland, Jeugdzorg Nederland, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Valente) ook vertegenwoordigers vanuit de gemeenten, de VNG, en VWS, als stelselverantwoordelijke, zitting hebben. De regioadviseurs beschikken over een breed palet aan producten en diensten, instrumenten, opleidingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast hebben ze toegang tot een groot netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en een rechtstreeks lijntje met ‘Den Haag’.

Samen werken ze aan een krachtige en toekomstbestendige uitvoering van de Wmo en Jeugdwet.

Naast zijn regioadviseurschap, is Peter Paul Doodkorte senior-adviseur bij Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor overheden en organisaties werkzaam binnen het sociaal domein. Meer van zijn blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *