Ik bespeur met zorg en ongeloof bij mijzelf een groeiende intolerantie tegen het tolerant zijn als het gaat om het recht van vrije meningsuiting. Ons land is – in weerwil van wat sommige koketters ons willen doen geloven – een oase van verdraagzaamheid. Een land ook van mensen ook, waar ik trots op ben. Juist daarom valt het mij – steeds meer – zwaar om verdraagzaam te blijven jegens mensen die oase met een beroep op het recht van vrije mening kapot koketteren.
Een man die zichzelf politicus noemt en daaraan het recht ontleent om zich te beroepen op het recht van vrije meningsuiting bijvoorbeeld. Om vervolgens te koketteren met de daarmee door hemzelf veroorzaakte onvrijheid en onveiligheid. Natuurlijk heeft hij – net als iedereen – het recht van vrije meningsuiting. Maar niet zonder grenzen; vind ik. Als de vrije mening het recht op het vrije bestaan, het vrije doen en laten van anderen vermorzeld, dan wordt de grens van dat recht overschreden. Het is immers onbestaanbaar, dat de een het recht meent te hebben zijn boosheid over bevolkingsgroepen te mogen uiten, om vervolgens diezelfde bevolkingsgroep boosheid daarover te ontzeggen!
Een man die zelf zegt dat het zijn vaderlandse plicht is zijn vrije mening te uiten, maar van anderen meent dat zij om het uiten van een mening tegen zichzelf in bescherming genomen moeten worden, moet weten dat hij zijn hand overspeelt. Met dubbele woede als gevolg.
Een vrouw die meent zich te moeten storen aan de wijze waarop een ander een kinderfeest organiseert en inricht, heeft het recht dat te zeggen. Heeft ook het recht om zich daaraan te onttrekken. Maar als zij verder gaat, en van anderen eist, dat zij haar mening delen en overnemen, die graaft een graf voor het eigen gelijk en recht.
‘De media’, zoals radio, televisie, de krant en het internet, die bij voortduring – en omwille van kijkcijfers en oplagestijging liefst voortdurend herhaald – aan deze koketterie van verongelijktheid het podium biedt, speelt daarbij – naar mijn mening – een judasrol. Polarisatie is bij hen de trend. Want angst verkoopt!
Markeert onverdraagzaamheid van de ander de grens van mijn verdraagzaamheid? Het is een vraag die ik mij bijna dagelijks stel bij de vele met vuur gevoerde discussies. Ik schrik ook van mijn neiging tot intolerante reacties op de discussies en de daarin geuite meningen en opvattingen.
Ik stil nog mijn boosheid over dit alles met de redenering dat onder die koketterie angst schuil gaat. Angst om niet gehoord te worden, angst om kwijt te raken wat je hebt, angst voor het onbekende. Maar steeds meer ga ook ik die angst voelen. Vrees ik de dag dat behaagzieken mij en anderen zullen reduceren tot tweederangs burgers en de macht in ons land overnemen. Dan zouden ik en zij kwijtraken wat mij lief is: mijn vrijheid om te zijn wie ik ben en te leven zoals ik dat wil.
Het zal niet eenvoudig zijn over zo’n fundamenteel en emotioneel verschil als het recht op vrije mening overeenstemming te bereiken, denk en vrees ik. De gangbare oplossing dat het een individueel recht en individuele keuze is zolang je een ander er geen schade mee doet, is niet langer meer toereikend. Samen leven vraagt om tolerantie, om geven en nemen. Samen leven vraagt ook om het stellen van grenzen. Dat geldt voor ons allemaal, welke kleur, godsdienst of overtuiging we ook hebben. De grens voor een vrije mening ligt op dat punt waar het in aanraking komt met de rechten van een ander of daar waar het strafrecht de grens stelt. Dat vraagt van ieder van ons een belangenafweging. Dat ik mij beledigd voel, is bijvoorbeeld nog niet per definitie voldoende om de vrijheid van meningsuiting van de eerder aangehaalde politicus, vrouw, of ‘de media’ in te perken. Maar de vrijheid van hun meningsuiting is ook geen vrijheid om mensen als mij ongelimiteerd te mogen beledigen. Het verdeelt, zaait haat, is een splijtzwam, is zeer discriminerend en daarmee precies dat wat de koketters zeggen aan de orde te willen stellen.
Dank voor dit artikel?‼!