Is de transformatie (lees: omvorming) in ons sociaal domein een échte verandering, of is het een nieuwe verpakking voor ‘oud denken’. In ruil voor financiële risico’s en bezuinigingen kregen en krijgen gemeenten steeds meer ruimte voor lokaal beleid. Dat past in de filosofie van de nabije, maar ook slankere overheid die minder bevoogdend en betuttelend is en meer plek biedt aan inwoners, bewonersinitiatieven, ondernemers en maatschappelijke organisaties. Het nieuwe paradigma is ‘ieder het zijne’ in plaats van ‘iedereen is gelijk’.” Opgeteld: de participatiemaatschappij. Het beleidsjargon hiervoor is ‘transitie’: invoering op wet- en regelniveau. En daarna ander gedrag (transformatie). We moeten dus veranderen. In houding, gedrag, pragmatisme. Met steeds mondiger inwoners, naast meer zorgafhankelijken. Toch vraag is mij af, of er voldoende tijd en ruimte is om deze culturele omwenteling kans te geven. Vaker dan gewenst heb ik het gevoel een zwemmer in stroop te zijn.
Terugkijkend naar de start zie ik dat de overdracht, de invoering in wet- en regelgeving, goed gelukt is, Maar de omvorming verloopt trager dan gewenst. Niet, omdat wij – de professionals in de uitvoering – niet willen. Integendeel zelfs. De filosofie die aan de transformatie ten grondslag ligt, heeft breed draagvlak. Maar het instrumentarium waarmee wij mogen werken kent vele knelpunten in de uitvoering. En die zijn stroperig hardnekkig.
Een prominent onderwerp en thema zijn de aangescherpte aanbestedingswetgeving. Zij zijn een gevolg van het doorgeslagen marktdenken. Sinds 1 januari 2015 zijn de nieuwe Wmo en de Jeugdwet van kracht. In de Wmo zitten naast de al bestaande huishoudelijke hulp ook taken als begeleiding en beschermd wonen. De Jeugdwet regelt alle jeugdhulp: behandeling, begeleiding, (kortdurend) verblijf en persoonlijke verzorging. Ook de jeugd-ggz, jongeren met een beperking, kinderen en ouders met een opvoedvraag als gesloten jeugdzorg vallen hieronder. Al die nieuwe taken moeten gemeenten – naar de letter van (Europese- dan wel nationale) wet- en regelgeving inkopen en aanbesteden. Met marktwerking als het devies. Marktwerking immers zal leiden tot meer maatwerk en kostenbesparend werken!
Het gevolg is (te) veel aandacht voor beheersing en sturing op contractvoorwaarden, productomschrijvingen, voorschriften etc. Al die aanbestedingsprocessen zorgen bovendien voor veel administratieve drukte en stroperigheid. Voor gemeenten én aanbieders. Terwijl één van de doelen van de decentralisaties was die lasten terug te dringen. Bij kleinere aanbestedingen is bovendien de verhouding tussen procedurele kosten en opbrengsten vaak zoek. Aanbesteden: dat moet je niet willen.
Het voert hier te ver om de hele wet- en regelgeving op dit terrein op kromheid en inefficiëntie te analyseren. Duidelijk is dat zij volstrekt averechts werkt. Zorginhoudelijk zijn de bezwaren zo mogelijk nog groter. Kleinere, vaak flexibeler werkende aanbieders zijn voor aanbestedingen niet of onvoldoende toegerust. Waardoor zij zich terugtrekken. Met verschraling van het aanbod als gevolg. Daarnaast is bepaald aanbod ook beperkt beschikbaar.
Het is buitengewoon omslachtig en risicovol om te proberen via een aanbesteding erop te sturen dat aanbieders daarvan er ook uit komen. Niet in de laatste plaats ook, omdat je in een aanbesteding niet naar één aanbieder mag toeschrijven.
Door aanbestedingen komt ook de continuïteit van de in een gemeente opgebouwde infrastructuur in het gedrang. Dit knelt in de uitvoering, omdat bij langdurige zorgtrajecten het opbouwen van een vertrouwensband met een hulpverlener van groot belang is voor de effectiviteit van geboden hulp.
De echte transformatie en innovatie in het sociaal domein veelt een dergelijke top-down benadering niet. Die vraagt om samenwerking rond een gedeelde maatschappelijke opgave. Samenwerking kun je niet louter overlaten aan het spel van de markt. Marktwerking staat in schril contrast met het – ook door de regering – gewenste verantwoord marktgedrag. Basisprincipes daarvoor zijn: werken vanuit cliëntperspectief en een solide infrastructuur voor welzijn en zorg. Dat is alleen mogelijk op basis van meerjarig partnerschap, een gezonde arbeidsmarkt en een dialooggerichte werkwijze. Hierbij past pragmatisme en goed Hollands koopmanschap. Ook, omdat wij inmiddels weten dat meer marktwerking de prijs kan drukken, maar het aantal verrichtingen waarschijnlijk omhoog jaagt.
Kappen dus met marktwerking en de striktere aanbestedingsregels voor zorg en welzijn opschorten. En wel snel een beetje. Doorpakken en doen is het devies. Accepteer geen bureaucratie en toon lef in het belang van de inwoners. Zoek de grenzen op om dit soort van absurditeiten te doorbreken. Hou het zo simpel mogelijk en wees kritisch over bemoeienis.
Of ik hoopvol ben dat dit werkt? Op de langere termijn zal het pragmatisme het wel winnen. Maar de overheid en haar bestuur werkt met het tempo van een trekschuit. U weet wel, zo’n historisch schip dat vanaf de wal werd voortgetrokken door mens- of paardenkracht. Op de kortere termijn ben ik daarom als zwemmer in stroop best pessimistisch gestemd. Want voordat de politiek daarover besloten heeft….
Desondanks moeten u en ik de komende jaren doen wat is bedacht. Want daarmee ontstaat echt verandering, ondernemerschap en innovatie. Ik houd bij daarbij vast aan een citaat uit het essay “Ter verdediging van Utopia”. Daarin breekt Merijn Oudenampsen een lans voor het utopische denken. “Een aansprekend punt op de horizon houdt ons in beweging”, stelt hij. “Als we tien stappen in de richting van dat doel nemen, wijkt het weliswaar evenzovele stappen terug, maar dat is helemaal niet erg. Het echte doel is “te blijven lopen.”
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon en Inspirituals