Je moet soms ook een bloemetje planten

Delen:

Wanneer gaan we het sociaal team omdopen tot ‘de sociale militie’ die wel even korte metten zal maken met alle problemen en uitdagingen waarmee mensen worden geconfronteerd? Die vraag struint de laatste dagen door mijn hoofd. Als gevolg van de constatering dat het sociaal beleid steeds meer ‘oorlogstermen’ het vakjargon lijken te beheersen.

Het sociaal domein kent steeds meer termen die het beeld van een slagveld oproepen. Eerder dan van een samen-krachtige samenleving. Opschalen, frontlijnwerker, taskforce, aanvalsplan, doorbraakmethode, stadsmarinier, escalatieladder. Het zijn woorden waarmee wij graag duidelijk maken dat wij de problemen serieus nemen. En dat wij de slag daartegen willen en zullen winnen. Een te waarderen inzet; dat zeker. Tegelijkertijd roepen dit soort van termen ook verwachtingen op.

Neem bijvoorbeeld de armoede.  In een in 2015 verschenen beleidsdocument lees ik: “2015 is een cruciaal jaar in onze strijd tegen armoede en voor duurzame ontwikkeling. Er moet ambitie worden getoond indien wij erin willen slagen de belangrijke doelstellingen te verwezenlijken die we onszelf hebben opgelegd: extreme armoede uitbannen en alle mensen een duurzame toekomst bieden. We moeten mensen de kans geven om het heft in handen te nemen, ongelijkheid bestrijden en gedeelde welvaart tot stand brengen door inclusieve en duurzame groei. De aanpak van deze vraagstukken is een lastige opgave die alleen tot een goed einde kan worden gebracht indien wij verantwoordelijkheden opnemen die stroken met onze eigen doelstellingen en wij onze krachten bundelen in een sterk sociaal partnerschap.”

Anno 2017 moeten wij constateren dat de cruciale strijd waarover toen gesproken werd kennelijk verloren is. Volgens het CBS neemt de armoede in Nederland sinds de laatste jaren toe in plaats van af. Met een cumulatie van armoederisico’s, bijvoorbeeld gezondheidsproblemen en schuldenproblematiek, als gevolg.

Er is een ‘ongebreidelde bestrijdingsbegeerte’ ontstaan, mede door de bloeiende zorgindustrie, die leidt tot nóg meer zorg. In menig beleidsplan staat de term ‘aanpakken’. We pakken alles maar aan. De zware woorden die wij – met alle goede bedoelingen – daarbij gebruiken blijken steeds vaker een valkuil. Omdat ze leiden tot desillusie en onvrede als de verwachtingen die wij oproepen zo vol gaten geschoten worden. Met ‘boze-burger’ partijen als antwoord.

Het is dan ook niet verwonderlijk als de ronkende beleidstaal die wij gebruiken eerder tot scepsis dan tot tevredenheid leidt. Sterker, het lijkt erop dat de mobilisatie van krachten alleen maar leidt tot nog meer ongenoegen. Het Nederlandse sociale systeem blaast zichzelf zo met snelle oplossingen, loze beloften en ondoordachte beleidsmaatregelen. Met alleen ‘oorlogstaal’ krijg je geen krachtiger samenleving. Daarin spreken heeft een katalyserend effect.

Denken in oorlogstermen heeft een katalyserend effect. Het brengt vaak meer regelgeving en nog strengere wetgeving met zich. Intussen neemt daardoor het wantrouwen van inwoners en professionals  tegenover de overheid toe. Toch blijft het denken in ‘oorlogstermen’ aantrekkelijk. Voor alle betrokkenen.

Informatie die negatief wordt gebracht kan sneller op instemming rekenen. Dat is bekend uit de psychologie. En er spreekt urgentie uit, zoals slecht nieuws ook beter verkoopt. Politici net zo goed als professionals en inwoners spinnen daar garen bij. Er is geen aandacht voor ‘de banaliteit van het goede’.

De participatiesamenleving waaraan wij met elkaar werken, vraagt een andere taal en keuze. Een keuze voor een bescheiden overheid en ruimte voor de samenleving. Waarbij de overheid de juiste voorwaarden schept waarbinnen de mensen in de samenleving zich kunnen ontplooien. Naast een sterke en vitale samenleving veronderstelt dit, dat mensen – inwoners en professionals – zelf ook de (financiële) ruimte krijgen om die verantwoordelijkheid in te vullen.

Die ruimte wordt door de ‘oorlogsretoriek’ dichtgemetseld. Alles wordt tot in de kleinste details geregeld, vaak op grond van bepalingen die al lang verouderd zijn. De problemen van mensen worden abstracte thema’s (armoede, werkloosheid, thuiszitters, levenseinde, asielzoekers) waarbij de mensen om wie het gaat geanonimiseerd worden. Terwijl het juist om mensen gaat. Met ieder zijn eigen (on-)mogelijkheden.  De ‘grootschaligheid’ van de thema’s laat daarvoor geen ruimte meer.

Armoede, werkloosheid, thuiszitten of asiel zoeken: het is geen keuze. Het is een gevolg van ongewenst ‘loslaten’.  De ‘oorlog’ die wij met de beste bedoelingen daaraan verklaren, maakt ongewild de slachtoffers daarvan tot daders. En de strijd daartegen beneemt ons het zicht op de werkelijke uitdaging: de oorzaak.

Het is daarom hoog tijd om de weinig verheffende oorlogsretoriek binnen het sociaal domein bij het grof vuil te zetten. Deze te vervangen door een discours dat uitgaat van compassie met mensen die kwetsbaar zijn. Bij die compassie hoort als vanzelfsprekend dat mensen zoveel mogelijk zeggenschap over hun eigen leven behoren te behouden. Daarbij gaat het in plaats van strijden tegen de onmogelijkheden om vertrouwen en het faciliteren van mogelijkheden. Dan ook zullen mensen in plaats van strijd waarde aan hun omgeving ontlenen.

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

2 gedachten over “Je moet soms ook een bloemetje planten

  1. Weer een mooie column! In het verlengde daarvan valt op hoeveel beleid er gemaakt wordt vanuit wantrouwen: hoe mooi zou het zijn als beleidsmakers nadrukkelijker uit kunnen gaan van vertrouwen, in burgers en in uitvoerende professionals.

  2. Wat een fijne prikkelende column. Ik ga hem met studenten Social Work bespreken. Mooie vondst “de banaliteit van het goede”. We zouden dat begrip moeten gaan vullen met alledaagse en hardnekkige praktijken. Of heeft iemand dat al gedaan?

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *