- Als mensen niet aangeraakt worden, sterven ze.
- Door Peter Paul J. Doodkorte
(Fysieke) aanraking in de hulpverlening is een veelbesproken en beladen onderwerp. Zowel in de samenleving als in het werkveld. Het antwoord is al gauw: no-risk; waarbij het devies luidt: geen fysieke aanraking. Deze week laaide de discussie ook weer stevig op. Met als rode draad: “Daar mag je alleen maar naar kijken, maar aankomen? Niet!”
De aanleiding? Een uitspraak van een inspecteur tijdens een tuchtzaak. Over een psychiatrisch verpleegkundige. Die verpleegkundige werd ervan beschuldigd dat hij regelmatig te ver ging met een ‘aai over de bol’ en het geven van een knuffel aan patiënten. De inspecteur liet tijdens de zitting weten dat, naast een hand schudden, geen enkele vorm van lichamelijk contact is toegestaan in de zorg. ‘Een professionele houding betekent fysieke distantie.’
Toen ik hiervan kennis nam, heb ik even onderzoek overwogen. Zou deze inspecteur in zijn vrije tijd – of als bijbaan – misschien als lobbyist werkzaam zijn? Voor de (zorg-)robotindustrie?
Toen de beer in de media los bleek, kwam de werkgever van die inspecteur met een nadere verklaring. De Inspectie Geestelijke Gezondheid (IGZ) verklaarde dat een troostend gebaar moet kunnen. Mits het een aanraking is die past binnen het professioneel contact! Maar het echte kwaad was toen al geschiedt.
Natuurlijk, het is goed om aandacht te vragen en te hebben voor gewenst en niet gewenst lichamelijk contact. In elke relatie. Het belangrijk je af te vragen wat er eigenlijk achter steekt. Maar de welhaast hysterische wijze van reageren kan ook verstikkend en verlammende werken. Weet ik uit eigen ervaring.
De teneur van de berichtgeving rond de hiervoor bedoelde tuchtzaak deed mij terugdenken aan De Bolderkar-affaire (1988). Die had betrekking op vermeend seksueel misbruik, geconstateerd door een orthopedagoge bij medisch kinderdagverblijf De Bolderkar in Vlaardingen. De leiding van het kinderdagverblijf meldde dit bij justitie. Veertien kinderen werden bij de ouders weggehaald en uit huis geplaatst, terwijl de vaders werden opgepakt. Uiteindelijk ging iedereen vrijuit, omdat de bewijsvoering vrijwel uitsluitend was gebaseerd op de omstreden poppenmethode, waarbij gebruik werd gemaakt van speciaal ontwikkelde poppen met geslachtsdelen. Aan de kinderen werd gevraagd wat je daarmee kon doen.
De strafzaak tegen de bij het vermeende incest betrokken ouders resulteerde in vrijspraak. Maar ook toen was – bij mij – het kwaad al geschiedt.
Mijn kinderen waren destijds 11 en 9 jaar oud. Als ‘jonge’ vader werd ik door de hype rond de affaire ernstig geraakt. Door de aard en teneur daarvan verloor ik gedurende enige tijd de onschuld en vanzelfsprekendheid in de lichamelijke contacten met mijn kinderen. Ik dorst niet meer samen met mijn kinderen onder de douche. Wat tot dan voor ons allen een regelmatig waterfeest was! Ik durfde – bij wijze van spreken – niet meer met mijn kinderen te knuffelen.
De zorg over lichamelijk misbruik is terecht. Lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik voorkóm je echter niet door ieder lichamelijk contact dat verder reikt dan het schudden van handen te verbieden. Integendeel zelfs, dat grenst – bij wijze van spreken – aan geestelijke mishandeling.
Een schouderklopje, een aai over de bol of een knuffel, wie heeft daar geen behoefte aan? Aanraken is een levensbehoefte. Het is juist die hand op je schouder die maakt dat je je even geborgen en getroost kunt voelen. Het is de aanraking op het juiste moment, die zorgt dat je weet dat je er niet alleen voor staat.
Professionaliteit in de zorg betekent – net als bij goed ouderschap – dat je dat juiste moment van lichamelijk contact goed kunt inschatten. Of, zoals de Nederlandse sociologe en politica Hedy d’Ancona het eens treffend zei: “Lijfelijke aanraking kan stukken minder intiem zijn dan een zakelijk lijkend gesprek, waarbij de gesprekspartner communiceert met het bovenste knoopje van de bloes.”
Die professionaliteit aan banden leggen met protocollen leidt tot dodelijke verschraling van de interactie tussen mensen. Het feit dat er nog steeds ‘horken’ en ‘ijskonijnen’ in de zorg rondlopen die geen goed en betrokken gesprek kunnen voeren met hun patiënt, leidt toch ook niet tot het afschaffen van het gesprek in de spreekkamer?
Het simpele feit dat lichamelijk contact kán leiden tot misbruik, mag nooit voldoende reden zijn om dat contact te beperken tot een handdruk.
De relatie tussen mensen dient gebaseerd en geworteld te zijn op oprechte waardering, acceptatie en respect voor elkaars (lichamelijke) integriteit. Aan die erkenning groeien mensen; groot en klein. Dat is – zo leert onderzoek – kenmerkend voor de persoonlijke relatie tussen mensen. En dat geldt ook voor de relatie hulpverlener en cliënt.
De (mate van) intimiteit kan van grote invloed zijn op de kwaliteit van die relatie. Hierbij staat intimiteit voor gelijkwaardigheid, oprechtheid, respect en nabijheid. Uiteraard is dat relatief. De aard en het doel van de relatie zijn van betekenis voor aard en intensiteit van het contact. Dat kan op vele manieren ‘vertaald’ worden. Dat vraagt ‘aandachtigheid’ en ‘responsiviteit’: ervaart de ander dat wat ik doe als prettig en gepast? Het antwoord daarop laat zich lastig tot niet protocolleren. En dat is maar goed ook. Of willen wij onszelf tot gevoelsarme zombies (laten) degraderen? Ik niet. Daarom ook bied ik de aandachtige lezer een welgemeende knuffel.