- Als liefde haat loopt de duivel mee.
Met gevaar voor eigen leven, vluchten honderdduizenden voor oorlogsgeweld naar Europa. Wegkijken of ontkennen kan niet meer. Wil ik ook niet. Tegelijkertijd ben ik niet blind of doof voor de zeer gemengde reacties. In onze samenleving in het algemeen, en in mijn eigen sociale omgeving. Felle emoties leiden tot forse emotionele botsingen. Plotse boosheid, felle angst, diep verdriet. Het komt allemaal voor en langs.
Natuurlijk moeten de asielzoekers worden geholpen. Dat vind ik uit overtuiging. De niet zelden zeer afwijzende reacties uit (groepen binnen) de samenleving stellen mij – vriendelijk gezegd – teleur. Toch is er ook ruimte voor begrip.
De aandacht voor de opvang, huisvesting en integratie van de grote stroom van asielzoekers vormt – onbedoeld en ongewild – ook de basis voor een nieuw conflict. Politici, hulpverleners, vakbewegingen en werkgevers wijzen op het belang om asielzoekers te laten integreren in onze samenleving. Terecht. Het in ledigheid de tijd laten doorbrengen in de opvangcentra draagt niet bij aan het vergroten van de kansen op inburgering.
Uitzendbedrijf Randstad en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) verkennen daarom de mogelijkheden om asielzoekers in te laten stromen op de arbeidsmarkt. Volgens werkgeversorganisatie VNO-NCW en MKB-Nederland is het de bedoeling een proefproject (‘pilot’) op te zetten ‘om vraag en aanbod van werk op een goede manier bij elkaar te brengen’.
VNO-NCW ziet de vluchtelingenstroom vanuit Syrië als ‘een groot humanitair probleem’. Volgens de werkgevers is ‘leren en werken’ de beste manier om in een land te integreren. Voor alle duidelijkheid: gelijk hebben zij. Maar een duivelse splijtzwam vindt hier ook haar wortels.
Waarom maken wij ons als samenleving wel druk voor de asielzoekers, terwijl er tegelijkertijd zo’n 600.000 medelanders thuis op de bank zitten.
Sommige mensen in mijn omgeving hebben hiermee grote moeite. Om niet te zeggen: hiertegen expliciete aversie. Dit vormt voor mij persoonlijk geen beletsel voor wederzijdse vriendschap, maar het heeft me wel aan het denken gezet. Hoe is het mogelijk dat iemand een betrokken en sympathieke vriend of vriendin van mij is en tegelijk geen oog heeft voor zoiets als de vluchtelingenproblematiek?
Als ik dit diplomatiek probeer te vertalen krijg ik – steeds vaker – als antwoord te horen: “Omdat ik die aandacht ook wel wil.” Een antwoord dat mij kan schokkeren. Door het schaamteloze egoïsme dat er in door lijkt te klinken. Ik kan domweg niet geloven dat mijn vrienden, buren en kennissen in feite zelfzuchtige naarlingen zijn. Juist die gewaarwording zet mij ook aan het denken.
Dit speciësisme – discriminatie op basis van soort (‘speciës’) vloeit voort uit de (on-)rechtvaardige werkelijkheid. Alle mensen zijn sociale wezens. Met een grote behoefte aan geborgenheid. Die behoefte delen wij met elkaar. Wij willen ons van nature veilig voelen; in een geborgen gemeenschap van intimi. Het gaat daarbij niet alleen om lichamelijke veiligheid, maar zeker ook om emotionele geborgenheid. Dit betekent dat men zich gesteund moet voelen door de gemeenschap, zich er in zekere zin mee kan identificeren, en ermee sympathiseert. Door dit alles heeft men nog niet direct de behoefte om de eigen groep te idealiseren.
Een van de belangrijkste sociale waarden daarbij is natuurlijk het principe van rechtvaardigheid. Als men de leden van de groep of kring waarmee men zich verbonden wil voelen, niet ervaart als eerlijk en billijk, wordt het in feite direct onmogelijk om zich daarbinnen echt veilig te voelen. De aantasting van het idee dat de eigen groep of de maatschappij in essentie rechtvaardig is kan dan ook leiden tot ernstige emotionele problemen. Zo kunnen mensen die door omstandigheden in kwetsbare posities geraakt zijn hun toevlucht nemen tot ontkenning. “Hebben zij (asielzoekers) problemen? En wij niet dan?” Waarom is er voor hun problemen wel aandacht en geld? Ik dreig mijn huis kwijt te raken, omdat ik geen werk meer heb. En zij krijgen ondertussen…”
Ik voel persoonlijk veel weerstand tegen dit soort van geluiden. Toch geeft het geen pas om de hieruit sprekende behoefte aan geborgenheid te bagatelliseren. In plaats daarvan moeten we beseffen dat er moed voor nodig is om de vervulling van die behoefte mee te nemen bij het oplossen van de – vaak harde – realiteit van de vluchtelingenproblematiek. Niet in de laatste plaats ook omdat zich in het ‘voorbijzien van onze eigen omgeving’ een belangrijke – en maatschappij ontwrichtende – bron van en voor onbegrip, verzet en haat wortelt.
Mensen die zich geborgen willen voelen in een menselijke, eerlijke gemeenschap zijn bereid tot zeer absurde vormen van verdringing om dit gevoel veilig te stellen. Het ontbreken van geborgenheid leidt namelijk tot een vorm van existentiële angst.
“Waarom moeten asielzoekers mogen meedoen in een samenleving die ondertussen mij niet (meer) ziet staan?” De angst te moeten leven in die essentieel onrechtvaardige werkelijkheid werkt als een oorkussen voor duivels oordeel. Een samenleving die haar gasten een warm welkom geeft, en tegelijkertijd lak lijkt te hebben de belangen en emoties van ‘eigen’ mensen die de ontvangst moeten bereiden.
Geen misverstand over mijn positie: Blij wordt ik niet van de afwijzende reacties op onze verantwoordelijkheid ten aanzien van de vluchtelingenstroom. Desondanks meen ik dat het voor de houdbaarheid van de noodzakelijke medemenselijkheid zaak is om de hieruit sprekende menselijke behoefte aan geborgenheid van de niet asielzoekend maatschappelijk kwetsbaren te erkennen. Zonder dat we daarbij onze ogen sluiten voor onrecht binnen de maatschappelijke werkelijkheid.
In plaats van het afwijzen van die kritiek en intolerantie, is het zaak om daarvoor een open oog, oor en hart te hebben. Alleen zo wordt het duidelijk en mogelijk dat mensen een (on-)rechtvaardige werkelijkheid bovenal zelf (moeten) scheppen. Gewoon, omdat de realiteit van geborgenheid niet iets is dat we passief ondergaan, maar vrucht is van ons eigen en gezamenlijk handelen.
Een moedige genuanceerde analyse.
Het verwoord mijn gedachte en manier van kijken naar de vluchtelingenstroom. Ik ben een van de mensen die heeft moeten vechten voor huisvesting en brood op de plank. Aankloppen bij de daarvoor bestemde organisaties was zinloos daar ik volgens de norm niet voldeed aan het plaatje hulpbehoevende. Toch vind ik wel dat we voor mensen in nood de helpende hand moeten bieden maar dan wel voor ieder waar je ook vandaan komt.
Bedankt voor het ingezonden stuk.