Minister Hugo de Jonge vindt de vernieuwing van de jeugdhulp onvoldoende geslaagd. Deze is, zo zegt hij, sinds de decentralisatie onvoldoende van de grond gekomen. Op kleinere schaal zette ook de Nijmeegse Wethouder Bert Frings (GroenLinks) zijn kanttekeningen. Hij zei teleurgesteld te zijn in de kwaliteit van de aanbieders. Tegelijkertijd heeft hun ‘klagen’ iets van slachtoffers die anderen de schuld geven van het eigen tekortschieten.
De transformatie van jeugdhulp verloopt moeizaam. Dat is waar. De oorzaak daarvan ligt niet aan het tekortschieten van de een of de ander. Het buizen is een collectieve verantwoordelijkheid. Ieder voor zich strijdt als Joris met de Draak met een veelkoppig monster in verschillende gedaanten. Een monster bovendien dat al veel langer ons doen en laten beheerst.
Zo is er de kop ‘Samenwerking’. Samenwerking is belangrijk; zingen wij in koor. Niet alleen binnen de zorg, maar ook met welzijn, jeugd- en jongerenwerk, onderwijs en justitie. Waar wij echter samenwerking prediken, zaaien wij verdeeldheid. In de zucht naar kostenreductie bijvoorbeeld, kiest menige overheid als basis voor de inkoop en contractering voor het instrument van aanbesteding. Aanbieders die enerzijds als partners worden aangesproken, worden daarmee anderzijds als concurrenten tegenover elkaar gesteld. Terwijl juist de manier waarop partijen in de sector samenwerken van groot belang is; het is en blijft de slagader van succes.
Om daartoe te komen zullen partijen het gesprek aan moeten gaan over het verdienmodel, de doelstellingen en de procesinrichting. Zonder helderheid hierover zal de slagader dichtslibben (miscommunicatie, verspillingen), waardoor het succes uitblijft, of erger….Ik denk dat overheden, aanbieders en inwoners de uitdagingen in de jeugdhulp alleen aankunnen als zij op een wezenlijk andere manier gaan (samen)werken. Simpel gezegd: “Het loont om goed samen te werken!
En dat brengt ons bij de volgende kop: “Vertrouwen”. Dat blijkt nog ver te zoeken. Zo is eigenlijk door de gehele sector en op alle niveaus waarneembaar. Marktwerking en concurrentie werken door in de verhoudingen. De mogelijkheden tot samenwerking nemen daardoor eerder af dan toe, terwijl dit juist belangrijk is in de zorgketens van tegenwoordig. Herstel van het vertrouwen is van groot belang. Ook omdat zij aan de basis ligt van de – voor het denken en doen op eigen kracht denken noodzakelijke – professionele autonomie.
Het vaak zeer opportunistische gedrag van alle betrokkenen vraagt hierbij aandacht. Alles moet kunnen voor de cliënten, alles moet uit de kast gehaald worden, maar er moeten ook financiële doelstellingen worden gehaald. Aanbieders van hun kant hebben de mond vol van de menselijke maat, maar de oplossingen moeten wel binnen hun productenportfolio passen. Het gevolg is een soort van polderoverleg, waarbij zowel de kool als de geit wordt gespaard. Om te overleven probeert iedereen dat spel te beheersen. Het gaat dan vaak niet meer om de beste oplossingen aan te dragen, maar om de slag in de arena te winnen.
Naast de koppen ‘samenwerking’ en ‘vertrouwen’ worden met grote regelmaat de andere koppen van het monster als schaamlap voor het wederzijds falen op tafel gelegd:
- ‘Bureaucratie’: Iedereen wil ervan af en toch wordt het steeds erger. Elk nieuw kabinet belooft dat er gehakt gaat worden in de regels, maar niemand die er iets van merkt. Inmiddels is zelfs het meten en bestrijden van bureaucratie een bureaucratisch proces geworden!
- ‘Privacy’: Het lijkt een schaamlap voor hulpverleners die niet hebben gedaan wat ze moeten doen; die zich niet door anderen in de kaarten willen laten kijken en zich dan op privacy beroepen.
De meest ingewikkelde kop is echter die van ‘transformatie’. Mogelijk, omdat deze kop zich veelal in de nevelen van verlegen onvermogen hult.
Je hoort het steeds meer: we leven in een transformatie-wereld. Met daarin een glansrol voor het fenomeen ‘eigen kracht’. Transformatie lijkt daarvoor te zijn uitgevonden. Alles moet anders. En goedkoper. ‘Zelf de regie pakken’, dat is ons antwoord op de bezuinigingen in het sociale domein. Teveel naar mijn smaak is transformatie daarmee verworden tot een instrumentele aanpak. Met de focus op vorm in plaats van attitude. Het gevolg is een cocktail van beweeglijkheid, onzekerheid, complexiteit en meerduidigheid, binnen en buiten onze organisaties. Wat weer op gespannen voet staat met een ongebreidelde (en toenemende) behoefte aan voorspelbaarheid en controle.
Alle betrokken partijen – overheden, aanbieders, professionals en inwoners – hebben een gerechtvaardigd belang bij de transformatie van de jeugdhulp. Elk van hen echter heeft ook een eigen perspectief op de aard, inhoud en het gewicht daarvan. Dat snapt iedereen. Maar leg dat eens aan elkaar uit en ga er minimaal over in gesprek.
Transformatie namelijk is, meer dan wij misschien wel willen, een zaak van verhoudingen. Jegens elkaar, jegens problemen, uitdagingen en de belangen die daarbij in het geding zijn. Als wij de transformatie tot een succes willen maken, vraagt dat daarom eerst en vooral om een dialoog over de belangen. Die moet je als partijen helder en transparant maken. En, als ze dat zijn, vraag dan eens aan elkaar hoe of, en hoe, die belangen samen gewaardeerd en geprioriteerd kunnen of moeten worden. Helaas gebeurt dat nu niet (overal). Er wordt niet – en in ieder geval te weinig openlijk – gesproken over onderlinge belangen. Liever immers geven wij anderen de schuld van het tekortschieten.
Heb ik vertrouwen in de toekomst? Jazeker! Omdat uiteindelijk iedereen hetzelfde belang dient: het belang van de inwoners van ons land. Maar het zal veel tijd, geld en energie kosten om dat uiteindelijk samen te realiseren.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals