Door de bomen zien wij het bos niet meer

Delen:

“Een therapeut kan betere zorg bieden door te werken volgens het principe van ‘practice based evidence’ in plaats van ‘evidence based practice’. Therapeuten in alle disciplines overschatten hun eigen effectiviteit! Wanneer loodgieters eenzelfde opvatting over hun nering zouden ventileren als therapeuten, dan lekte heel Nederland van binnenuit en konden we het landje doortrekken.”

Boude uitspraken zult u misschien zeggen. Toch meen ik het oprecht. Nederland heeft langzaam maar zeker iets van een therapiefabriek. Elke zichzelf respecterend organisatie of therapeut lijkt er eer in te leggen een unieke werkmethode te ontwikkelen. Maar tegelijkertijd blijkt er bij al die interventies heel veel overlap.

Ook vanuit de behandelaren zelf is er het nodige commentaar op veel bestaande interventies. Ze zijn niet zelden lastig toepasbaar in de praktijk. Wat ten koste gaat van het effect. Om maatwerk te kunnen leveren, wijken behandelaren daarom vaak af van de methodiek. Met weer nieuwe variaties als gevolg. Bijvoorbeeld omdat behandelaren vinden dat inwoners in Drenthe een nét iets andere aanpak nodig hebben dan inwoners elders in het land. Ze bedenken daarom liever een eigen interventie. Inmiddels zien wij door de bomen het bos niet meer.

Deze diarree aan zogezegd ‘onderbouwde en effectieve’ interventies gaat ten koste van de overzichtelijkheid. Ze zijn opgebouwd uit potentieel werkzame elementen, ook wel ‘bouwstenen’ genoemd. Zoals: opvoedvaardigheden leren aan ouders, een veilige omgeving creëren en een kind weerbaarder maken. Ronkend taalgebruik allemaal. Maar hoogleraren en professoren menen  dat er veel onderzoek nodig is om te bepalen wat de precieze werkzaamheid van de bouwstenen is.

Dat vindt ook psycholoog Scott D. Miller, Ph.D. (Institute for the Study of Therapeutic Change, Center for Clinical Excellence). Overal ter wereld hoort hij keer op keer respectabele therapeuten praten over de eigen effectiviteit “Doe je ogen open, lees het actuele wetenschappelijke onderzoek”, verzucht hij. “Geschoolde en gekwalificeerde therapeuten in alle disciplines overschatten hun eigen effectiviteit met gemiddeld 60%! Veelal gebruiken therapeuten alleen de onderzoeksresultaten die in hun straatje passen.”

Therapeutische uitmuntendheid vraagt niet om nog meer of nieuwe behandelmethoden en technieken. Integendeel. Het is niet de therapeut of zijn therapiemodel wat een therapie doet slagen. Uit jarenlange ervaring weten wij inmiddels dat vooral de combinatie van een contextuele visie en de inzet van  ervaringsprofessionals de meest effectieve manier  is  om  hardnekkige en  complexe  stoornissen  te  benaderen:  De  ‘klik’  die  cliënten met hun ‘behandelaar’ ervaren is een van de belangrijkste werkzame bestanddelen van behandeling. En tegelijkertijd de meest onderschatte. De meest krachtige factor tot verandering is de cliënt (de mens) zelf en wat zich afspeelt in zijn of haar leven buiten de therapiekamer. De zogenaamde extra-therapeutische factoren. Gevolgd door de tot stand gebrachte relatie tussen cliënt en therapeut.

Anders gezegd: isoleer niet het ‘probleem’, maar plaats het in haar context. En focus de behandeling niet op het beperken van het problematische functioneren. Herstel van het onproblematisch functioneren vraagt, naast oprechte aandacht voor de persoon, om het kijken (en durven zien!) van kansen en mogelijkheden. En laat dat nu precies het fundament zijn van de decentralisatiebeweging van en bij de meeste – zo niet alle – gemeenten: het plaatsen van de inwoners in het bredere denk- en kijkraam van hun talenten en omgeving.

Natuurlijk, er is niks tegen om psychisch of sociaal lijden te duiden met een woord. De vraag echter is, of het niet een beetje uit de hand is gelopen met die talloos verschillende diagnosen en – als antwoord daarop – de ontelbare interventies en therapieën. De Nederlandse samenleving in het algemeen en de zorg in het bijzonder moet daarom de overproductie aan therapieën met enige argwaan beschouwen en – bij voorkeur – niet meer accepteren. Dat moet duidelijk zijn.

En ja, mijn mening zal ongetwijfeld onder vuur genomen worden. Want de therapiefabriek is big business. En therapeuten zullen ook nooit zeggen: we doen ons best, maar we weten nog niet zeker of het werkt. Dat brengt hun vak en portemonnee  in gevaar. Stel je voor zeg, dat ze hun interventie of therapie niet meer als pakket kunnen verkopen. Dat gaat hun business – verpakt in dure licenties en jaarlijks (dure) bijscholingsactiviteiten –  in rook op!

Laat ik dat nog eens anders zeggen: wie werkt voor het geld, doet zijn werk minder goed dan wie werkt vanuit zijn hart. Dat leert ook een onderzoek van ESB (ESB 4728, 20 februari 2016). Op basis van een analyse van 188.000 behandelingen door de vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten, concluderen de onderzoekers dat driekwart van de behandelaren zich ‘geld gedreven’ gedraagt. Ze organiseren hun diagnose en behandeling zó dat ze er zelf financieel zo goed mogelijk uitspringen. Eén op de vier behandelaren in de ggz doet dit dus niet. En wat blijkt? Juist deze mensen behandelen hun patiënten gemiddeld 172 minuten korter, zijn 20% goedkoper en de patiënten zijn significant beter af. Het verband is sterk; hoe meer geld gedreven, hoe slechter het resultaat. Dat lijkt me – voor gemeenten, hun inwoners en hulpverleners, een les om rekening mee te houden!

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *