- Bij elkaar thuiskomen….is er iets mooiers dan dat?
Onlangs kwamen enthousiaste bewoners en organisaties uit Wijchen, samen met raadsleden en ambtenaren, bij elkaar om samen met de gemeente te praten over wat zij doen in hun buurt of wijk. De avond beoogde input te verkrijgen voor het toekomstig gemeentelijk welzijn- en zorgbeleid. Mijn opdracht was de deelnemers te inspireren en een bijdrage te leveren aan het gesprek. Met als uitgangspunt dat alle inwoners over sterke kanten en een sociaal netwerk beschikken die zij kunnen gebruiken om grip te houden op het eigen leven. Los, of weg van de geïnstitutionaliseerde zorg dus. Met als focus, de zoektocht naar dat wat de gemeente zou kunnen doen (of juist moet laten) om initiatieven te ondersteunen en hoe initiatiefnemers elkaar beter kunnen vinden.
De opkomst was groot – ondanks (of dankzij?) een belangrijke kwalificatiewedstrijd van het Nederlands Elftal. Dat zorgde voor een zeer inspirerende avond. Een avond die mensen onderling en met de gemeente in verbinding bracht. Enthousiaste verhalen over ervaringen en activiteiten in combinatie met hartenkreten voor de toekomst wisselden elkaar af. Ook leerde de gemeente dat bewoners nog veel meer in buurt of wijk voor elkaar doen dan al bekend.
De rode draad in de oogst? Als inwoners en gemeente de kracht van de samenleving willen benutten, moet je de interactie aangaan. Samen uitvinden hoe dit het beste kan. Investeren in het uitbouwen van contact tussen en met inwoners met goede ideeën, maar ook tussen inwoners, verenigingen, maatschappelijke organisaties en de gemeente. ‘In contact zijn’ – ontmoeten – met de samenleving, dat is de komende jaren kernopgave voor de gemeente.
De rol van mantelzorgers en vrijwilligers bij de ondersteuning van mensen in hun eigen omgeving was – terecht – ook een belangrijk thema op deze avond. Alles en iedereen wil de informele ondersteuning en zorg versterken, verlichten en verbinden. Versterken, omdat de positie van informele ondersteuning en zorg goed moet worden verankerd in wet- en regelgeving. Verlichten, omdat mantelzorgers meer bieden en geven dan gebruikelijke zorg die partners, ouders, kinderen, familieleden, vrienden en buren altijd al aan elkaar geven. Niet, omdat het moet, maar omdat ze een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen. Verbinden, omdat de samenwerking tussen mantelzorgers, vrijwilligers, professionele zorg en de mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, beter kan en moet.
De centrale boodschap van de aanwezige mantelzorgers? De kracht van mantelzorg is het ‘vrijwillige’ karakter. Als de overheid die kracht gaat institutionaliseren leidt dat tot afbraak van het cement van onze samenleving. ‘De burger is geen uitvoeringsloket van de overheid. Als je dat doet, organiseer je de eigen kracht van de samenleving kapot.’
Mantelzorgers willen – net als mensen die zorg of ondersteuning nodig hebben – zelf de regie hebben en houden. Dus ook zelf de keuze willen kunnen maken om verantwoordelijkheid te nemen voor (de) mensen in hun omgeving. Zij voelen zich over het algemeen ook krachtig. Willen dat professionals hen als zodanig aanspreken. Niet als hulpbehoevende, niet als aanvulling op professionele zorg, maar als iemand die heel goed hulp heel belangrijke ruggensteun biedt; met alle hulpbronnen die er zijn. Anders gezegd: professionals moeten hen waarderen en (h-)erkennen als gelijkwaardige partners. Niet naast, maar met elkaar werken dus!
Hoe? Door een kanteling in denken en doen. Van ‘zorgen voor’ naar ‘zorgen dat’. Ondersteuning niet te baseren op het overnemen van het werk, maar (eerst en vooral) overlaten, bijspringen, meelopen en – in uiterste instantie – (tijdelijk) overnemen. Oftewel: door de inzet van professionele zorg veel meer te richten op het mantelen van de mantelzorgers. Of, zoals een van de aanwezigen het mooi verwoordde: “Als ik bezig ben met mijn (mantel)taken, zit ik niet te wachten op iemand die over mijn schouders meekijkt. Mij bij voortduring in- en toefluistert “Dat kun je beter zo doen.” Of, erger nog, het mij uit de handen neemt. Ik heb meer behoefte aan een luisterend oor en – af en toe – wat ruimte voor persoonlijke ontspanning.”
Geen beleidsgebabbel van bovenaf dus, maar een goede mix van formele en informele zorg rondom een zorgvrager die gelijktijdig kan worden ingezet. Geen fluisteraars, maar luisteraars die – in co-creatie – het leven van en voor mensen in lastige posities een stukje mooier houden en maken. Gewoon, door ervoor te zorgen dat dat professionals de mantelzorgers in de wijk kennen en hen als partners bijstaan en aanvullen.
De avond voelde voor mij als ‘thuiskomen’. In het dorp waar ik tot mijn 15de woonde en leefde. Waar mijn vader destijds hoofdmeester was van de lagere school voor jongens. Samen met meneer pastoor, de wijkzuster en de huisartsen vormde hij wat wij nu het buurt- of wijknetwerk noemen. Zij wisten wat er her en der achter de voordeuren speelde. En zorgden of ritselden – samen met buren, werkgevers, vrienden en familie – oplossingen daarvoor. Gewoon, omdat het zo hoorde…
Er is sedertdien veel veranderd. Het aanbod is veelkleuriger en verregaand geïnstitutionaliseerd. Het is al lang niet meer de boer die voortploegt. Het herstel van de weeffouten in de mate van organisatie is erop gericht de zorg en ondersteuning voor mensen weer een gezicht te geven. Dat kunnen professionals zijn, zoals iemand van school, de wijkagent of de huisarts. Maar net zo goed een sportcoach, een medewerker van een speeltuinvereniging of de buurvrouw die bijles geeft.
Elkaar echt kennen, weten te vinden en elkaar kunnen versterken. Dat was, is en zal ook in de toekomst de verbindende schakel zijn. Daar kun je mee thuis-komen!