Ik zal de laatste zijn die beweert dat het systeem of stelsel binnen het sociaal domein niet beter kan. Tegelijkertijd mag dat geen schaamlap zijn voor ons eigen (anders) kijken en (anders) doen. Als wij als professionals – van mantelzorgers en ervaringsdeskundigen tot specialisten – ons verschuilen achter de regels die wij zelf ongemakkelijk vinden, overvragen wij de mensen met en voor wie wij binnen het sociaal domein werken.
In 2011 publiceerde ik – samen met Peter Stam – het praktijkboek ‘Van denken naar doen’ Hierin bieden wij een verdieping en verbreding op de binnen de jeugdhulp gewenste ontwikkelingen. Aan de hand van concrete bouwstenen geven wij handvatten om daarmee in de eigen gemeente of professionele opvoedingscontext aan de slag te gaan. De bevindingen uit het proefschrift ‘Anders kijken’ (Janny Bakker-Klein (Movisie; 2019) sluiten hier nauw op aan. Centraal is beide publicaties staat de notie dat het vermogen van een professional om in te schatten wat werkelijk voor de ander van betekenis is en daarop aan te sluiten van doorslaggevende betekenis is voor het realiseren van passende én echt helpende ondersteuning. Desondanks moet worden vastgesteld dat (te veel) sociaal professionals in de uitvoering van hun werk worstelen met het beleid waarbinnen en de regels waarmee zij moeten werken.
Formeel en intentioneel kloppen beleid en de regels wel, maar toepassing daarvan in de dagelijkse praktijk pakt voor de belanghebbenden vaak nadelig uit. Met als resultaat verwondering en verontwaardiging over de schrijnende situaties van mensen die in ons land in aanraking komen met het brede sociaal domein. Omdat zij meer leed veroorzaken dan oplossen. De recente ‘toeslagenaffaire’ is daarvan een schrijnend bewijs.
In de toeslagenaffaire (ook wel kinderopvangtoeslagaffaire of toeslagenschandaal genoemd) werden naar schatting 26.000 ouders in Nederland slachtoffer van onterechte fraudeverdenkingen met de kinderopvangtoeslag en/of slachtoffer van een harde fraudeaanpak door de Belastingdienst en streng uitgelegde en uitgevoerde wetgeving, van 2009 tot en met zeker 2019.
Bij de hedendaagse zoektocht naar de vraag hoe binnen het sociaal domein het perspectief van de inwoner meer leidend kan zijn, wordt met enige regelmaat aan de toeslagenaffaire gerefereerd. Of aan wetten en stelsel die niet deugen. Als verklaring waarom we in het sociaal domein met mensen omgaan zoals we dat doen en waarom het zo moeilijk is om mensen op een voor hen betekenisvolle manier te helpen.
Het systeem deugt niet, en daarom doen wij het niet goed?
Ik zal de laatste zijn die beweert dat het systeem of stelsel binnen het sociaal domein niet beter kan. Tegelijkertijd mag dat geen schaamlap zijn voor ons eigen (anders) kijken en (anders) doen. Als wij als professionals ons verschuilen achter de regels die wij zelf ongemakkelijk vinden, overvragen wij de mensen met en voor wie wij binnen het sociaal domein werken. Systemen helpen niet, dat doen mensen.
Natuurlijk moeten wij blijven kijken naar en werken aan verdere verbetering van het stelsel voor het sociaal domein. Dat kan alleen als wij de echte opgave en uitdaging ook zelf ter hand nemen. Zoals Pieter Omtzigt (CDA) en Renske Leijten (SP) tegen de stroom van hun eigen fracties en mores de vindtocht aanvingen in de toeslagenaffaire. Het idolaat toezingen of op het schild hijsen van deze voorbeelden ontslaat ons niet van de verplichting ook zelf in actie te komen. De duurzame verandering of verbetering begint bij onszelf. Als er in de uitvoering iets misgaat, komt het, omdat wij het systeem als vertrekpunt nemen, en voorbijgaan aan onze eigen professionele professionaliteit en verantwoordelijkheid.
Anders kijken en anders doen begint met het centraal stellen van de mensen en hun opgave, uitdaging of probleem. Zeker binnen het sociaal domein, waar professionals diensten leveren met vaak grote persoonlijke belangen en gevolgen in het sociaal en maatschappelijk welbevinden van diezelfde mensen.
Anders kijken en anders doen vraagt iets van de professional als mens. Naast lef en moed vraagt het om responsiviteit en inlevingsvermogen ”Stel, dat ik in deze situatie zou zitten, wat zou dan echt helpen?” Oftewel: hoe stemmen wij ons doen en laten af op de inwoner – jong en/of oud – met een opgave, uitdaging of probleem. Wij moeten werken en acteren op basis van de signalen die zij uitzenden en dat doen op een bij de situatie passende en stabiele wijze. Wij maken en geven daarbij ruimte aan de eigen initiatieven van de inwoner en stemmen ons aanbod daarop af, waarbij wij onze eigen professionele bedoelingen als toetsingskader gebruiken. En vervolgens gebruiken wij – samen met de inwoner(s) het stelsel, het systeem of en wet- en regelgeving om de benodigde dienst te leveren.
Met de daarbij veel gehoorde verzuchting dat systemen en wetten het ons juist onmogelijk maken om bij de situatie passende oplossingen te realiseren doen wij afbreuk aan hun eigen professionele professionaliteit. Als wij kijken naar wat nodig is en of dat past binnen de grondwaarden van het systeem, stelsel of de diverse wetten, dan zullen wij ontdekken dat er meer mogelijk is dan wij (willen) lezen. Als wij alle mogelijke effecten van een interventie of besluit in de volle breedte meewegen en daarna (dus niet vooraf!) een juridische toets uitvoeren, zullen wij zien dat er heel wat wetsartikelen zeer bruikbare instrumenten zijn om de grondwaarden van de wetten (de bedoeling ervan!) te realiseren. Immers, de grondwaarden van de diverse wetten binnen het sociaal domein zijn gelijk.
Anders kijken en anders doen maakt ook maatwerk mogelijk. Zonder dat het leidt tot willekeur. Uitgaan van de inwoner en zijn opgave, uitdaging of probleem maakt ook integraal werken makkelijker. Door uit te leggen (motiveren) waarom je in de specifieke situatie op basis van welke uitgangspunten je hebt gehandeld maak je het besluit ook toetsbaar in bezwaar en beroep en voor een accountant.
En wanneer dan blijkt dat iets nog niet past in de bestaande wet- en regelgeving of de daarmee samenhangende systemen of stelsels? Dan doen wij in die situatie wat werkt. Zelfs, als dat schuurt met wet- en regelgeving. En tegelijkertijd leggen wij het op de tafels van beleidsbepalers en juristen. Om na te denken hoe zij dit voor de toekomst beter kunnen regelen.
De professional die zich door zijn leidinggevende of opdrachtgever zonder dit mandaat naar de keukentafel laat sturen, neemt zichzelf niet serieus resp. doet zichzelf tekort. De leidinggevende, opdrachtgever of bestuurder die weigert dit mandaat en vertrouwen te geven, is zijn rol en positie niet waardig. Wanneer zij erin slagen mensen echt goed te ondersteunen, bij hun werk, ze te vertrouwen in hun competenties en ze voldoende regelruimte geven, zullen én de kwaliteit van de dienstverlening, én het werkplezier van de medewerkers zien groeien.
Kortom, systemen, wetten en regels deugen soms niet. Zij mogen echter niet het falen van onze dienstverlening teweegbrengen. Dat is en moet onze professionele professionaliteit te na zijn. Daarom moeten wij in het oog te houden voor wie wij ook alweer bedoeld zijn. En dat vraagt dat wij, daar waar wij tegen grenzen aanlopen, niet de mensen voor wie wij werken uitleggen wat wij aan ruimte of regels missen, maar onze leidinggevenden, beleidsmakers en juristen aangeven wat wij aan instrumentarium nodig hebben. Dat kan en vraagt tegelijkertijd dat ook leidinggevenden, beleidsmakers en juristen niet vertellen wat wij moeten doen, maar ons vragen wat wij nodig hebben om ons werk uit te voeren met de competenties én de idealen die wij hebben.
Claim als professionele professional dus de ruimte voor tegenspraak en creëer als leidinggevende, beleidsmaker of bestuurder de ruimte daarvoor, met als basis de wil om daarnaar te luisteren. Anders kijken en anders doen vraagt professionele professionaliteit en daarop afgestemd kundig, eigentijds leiderschap op alle lagen in het systeem. Samen kunnen wij een (op ontwikkeling gerichte) cultuur, waarin niet het systeem maar de mens en de menselijke maat de boventoon voeren, realiseren. Kleinschalig, toegankelijk en persoonlijk met professionals die het samen voor het zeggen hebben, op de plek waar het werk wordt uitgevoerd en in afstemming met degene die de dienst afneemt. Het is geen eenvoudige opgave, maar zeker niet onmogelijk. Als jij en ik beginnen met ‘mag niet’ naar het kerkhof te brengen. En ‘wil niet’ ernaast te begraven.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte is senior-adviseur bij Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor overheden en organisaties werkzaam binnen het sociaal domein. Meer van zijn blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals
- Peter Paul Doodkorte is een van de (acht) regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen. Het regioteam opereert namens drie organisaties: Programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein, het Ketenbureau i-Sociaal Domein en Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd. Hiermee beschikken de regioadviseurs over een breed palet aan producten en diensten, instrumenten, opleidingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast hebben ze via deze drie organisaties toegang tot een groot netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en een rechtstreeks lijntje met ‘Den Haag’.