- Het meten met maten tweespalt onze samenleving
Door Peter Paul J. Doodkorte
Vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Dit zijn belangrijke waarden in onze samenleving. Maar wat betekenen deze waarden? Wat merken u en ik hiervan in ons dagelijks leven? Wat verwacht de Nederlandse samenleving van ons? En wat kunnen wij van de samenleving verwachten? Ik registreer een sterke erosie van die kernwaarden. Zie, hoor en ervaar bijna dagelijks hoe wij ons waardigheid verbruien. En daarmee onze kernwaarden.
Ik ben geïrriteerd. Door een zekere Nederlandse ‘cabaretier’. Ik ben gechoqueerd. Door de vaststelling dat het ene leven er kennelijk meer toe doet dan het andere. Ik ben gedesillusioneerd. Omdat wij kernwaarden prediken, terwijl wij ze tegelijkertijd met reuzelaarzen plattrappen. Het gevolg? Ik moet de nodige moeite doen om mijn eigen waardigheid te behouden. Met redelijkheid, fatsoen en gecontroleerde passie. Eenvoudig is dat niet, moet ik erkennen.
Een komiek maakt een grap. Het doelwit daarvan wordt woedend. Hij noemt het belediging. Dom! Was ik dat staatshoofd, dan zou ik die cabaretier een kast schenken. Met daarbij een welgemeend advies: Kom eruit! Waarna hij eindelijk kan toegeven aan zijn lusten. Die hij kennelijk heeft, maar die hij – in de valkuil van woede stappend die het staatshoofd groef – platvloers meent te moeten projecteren op datzelfde staatshoofd. Met zijn als opzettelijke belediging bedoelde beschuldiging voegt hij niets toe aan de onwaardige reactie van het staatshoofd. Hij ontneemt slechts zijn eigen waardigheid.
Humor, satire, spot en belediging. Het hoort bij onze open en vrije samenleving. Stellen politici, commentatoren enzovoort. Met de premier voorop. Hij noemt het zelfs een kernwaarde van onze samenleving. Voor wat betreft humor, satre, spot kan ik dat van harte onderschrijven. Belediging? Dat hoort niet bij onze samenleving. Zegt ook de grondwet. Belediging is – mits vastgesteld – strafbaar. Met een apart haakje voor staatshoofden. Belediging daarvan is extra strafbaar. En dat, zo besluit onze regering in de slipstream van het oorspronkelijke akkefietje, is niet nodig of terecht. Iedereen is gelijk. Voelt hij of zij zich beledigt, dan kan de persoon in kwestie aangifte doen.
Onderwijl is het op de hak nemen van dat ‘bevriende’ staatshoofd verworden tot een ordinair spelletje ‘pesten’. Ministers, politici, bestuurders, journalisten, presentatoren en commentatoren. Iedereen doet er aan mee. Niet zelden zijn dat dezelfde mensen die aan de basis staan van de – terecht – bloeiende antipestindustrie. Zij schreeuwen moord en brand over pestgedrag dat mensen – kinderen soms – zelfs tot zelfmoord brengt. Wij adviseren hen om zich er niks van aan te trekken om. Nog is dat niet gezegd, of wij keren ons om en geven een stevig lesje in pesten. Het goede voorbeeld is niet om meer respect roepen, en tegelijkertijd respectloos gedrag te tonen.
Nederland is een rechtsstaat. Dat betekent dat iedereen dezelfde rechten heeft, en dat iedereen zich aan dezelfde regels moet houden. Een mooi uitgangspunt, dat ik graag onderschrijf. Het schrappen van de bijzondere positie van staatshoofden kan ik dan ook onderschrijven. Maar dit besluit roept ook een gevoel van dubbelhartigheid op.
Ieder mens is gelijk. Zeggen wij. Zeggen ook de Universele Rechten van de Mens. Maar steeds vaker denk ik: wat we zeggen en schrijven doen we niet.
Wij staan regelmatig in vuur en vlam. Of in tranen. Als er een bekendheid komt te overlijden bijvoorbeeld. Zoals bij het verscheiden van David Bowie of The Artist Formal Known As Prince (Tafkap). Daar is niks mis mee. Het heeft ook iets moois. Maar, het schuurt ook. Zeker als wij tegelijkertijd de meer dan 10.000 verdwenen vluchtelingenkinderen als meer dan een voetnoot in het nieuws voor kennisgeving aannemen.
En waar is de gelijkheid van mensen wanneer er sprake is van geweld? Partners die elkaar het hoofd inslaan is erg. Maar, als ik uitspraken van bestuurders en politici mag geloven, niet zo erg als geweld tegen een agent of andere functionarissen in overheidsdienst. Onbestaanbaar zelfs is het, als het geweld de bestuurders zelf raakt. Dat vraagt de hoogste en strengste straffen. Zo moet ik begrijpen. Kennelijk, zo merk ik op, is er toch sprake van minder- en meerderwaardige mensen. Ook in onze rechtstaat.
Is ieder mens gelijk? Het Kastenstelsel is verworpen. De grondrechten van alle mensen zijn vastgesteld. Wij wapperen daar lustig mee. In de richting van anderen. Terwijl wij ondertussen lustig bouwen aan een nieuw eigen kastenstelsel. Met de grondwet als dekmantel.
Als wij onze kernwaarden serieus nemen, dan stelt dat ook eisen aan ons doen en laten. Dat vraagt, meer nog dan ons aan wetten en regels houden, om het zelf uitdragen daarvan. Wetten en regels mag en moet je durven overtreden. Als de situatie daarom vraagt. Voor de kernwaarden geldt het omgekeerde. Als wij daarmee gaan marchanderen – en dat doen wij – dan zaaien wij de tweespalt die wij vrezend groeien zien. En zullen wij geweld en strijd oogsten. De grens tussen humor of spot en belediging is als die tussen plagen en pesten. Zij kennen een ragfijn overgangsgebied. Juist daar is waardigheid geboden.
Afsluitend herhaal ik graag in eigen woorden een uitspraak van Marcus Aurelius (121-180), Romeins keizer. Hij zei het ooit zo mooi: “Beslis van uur tot uur krachtig, gelijk een mens betaamt, om wat er gedaan moet worden te doen met een onberispelijke en natuurlijke waardigheid, met humaniteit, onafhankelijkheid en rechtvaardigheid.”