‘Sociale wijkteams houden zich nog te veel bezig met de kleine groep mensen die meerdere vormen van zorg en ondersteuning nodig heeft. Dat gaat ten koste van de groep waar ze zich op zouden moeten richten.’ Dat zei Jantine Kriens, voorzitter van de VNG-directieraad, op 27 oktober 1016 in de Hannie van Leeuwenlezing 2016. Ik ben het fundamenteel oneens met die stelling. Maar afgelopen vrijdagavond ben ik ernstig gaan twijfelen.
Ik zat te kijken naar het programma “Een voor kinderen”. Vier kinderdoelen sloegen de handen ineen. Onder de naam ‘Eén voor Kinderen’ willen Edukans, Het Vergeten Kind, het Liliane Fonds en UNICEF Nederland samen met het Nederlands publiek meer kinderen wereldwijd en in Nederland een betere toekomst bieden. In een wereld die steeds harder wordt, en kinderen er vaker alleen voor staan een prachtig doel. Of we het gaan redden? Wellicht, maar dan zullen wij wel weer moeten leren om ook de meest elementaire zaken gewoon te doen. Zoals een kind geborgenheid bieden. Soms heel simpel, door het te knuffelen. Het kost niks, maar vraagt wel aandacht….
In een van de interviews met kinderen maakten we kennis met Noa. Een negen of tienjarig ventje uit Nederland. Zijn ultieme wens? Gewoon, thuis mogen wonen. Bij papa, mama, broertje en zusje. Om niet uitgelegde redenen is dat kennelijk voor Noa niet mogelijk. Dus verblijft Noa, na plaatsing in meerdere pleeggezinnen, in een leefgroep.
Toen Noa gevraagd werd waar hij het meest blij van werd, was het hunkerende antwoord: een knuffel. “Van knuffels wordt ik altijd zo blij!” Vertelde hij. “Maar in de leefgroep kan dat niet, vertelde hij. Want de begeleiders waren geen familie.”
Noa’s hartenkreet raakte mij en mijn vrouw als een mokerslag. Zijn wij als volwassen mensen al niet eens meer in staat om een kind de meest elementaire vorm van geborgenheid te bieden? Als dat het geval is, dan heeft Jantine Kriens gelijk. Laat dan die complexe problemen ook maar zitten. Dat wordt dan zeker niks.
Ik was blij en boos tegelijkertijd. Blij dat ik vandaag aan de dag geen groepsopvoeder meer ben. Want in mijn tijd, zo’n veertig jaar terug, was het eerder een bewijs van onbekwaamheid als je een kind niet gewoon even dorst te knuffelen. Boos, omdat ik op dat moment iets wilde wat niet: Noa uit de televisie trekken en knuffelen.
Wat is er in hemelsnaam met ons aan de hand. Als wij met en voor een kind niet eens meer ‘gewoon mens kunnen zijn. Of durven zijn. Omdat wij angst hebben voor een verkeerde uitleg van een knuffel. Want lichamelijk contact, dat is tegenwoordig bij voorbaat verdacht.
Ik ben niet blind voor het feit dat het ook wel eens (fors) mis kan gaan. Maar het zijn en blijven – gelukkig – incidenten. Probleem is dat wij na ieder incident een nieuwe regel bedenken. Die ons nog meer tot ijskonijnen maken. Die ons kinderen als Noa nog meer in de kou laten zetten. Niet alleen figuurlijk, maar letterlijk. Kinderen als Noa moeten op ons kunnen rekenen. En in het contact van mens tot mens hoort daar zeker ook ‘even lekker knuffelen’ bij.
Vorm geven aan je eigen emoties is voor een gemiddeld persoon de normaalste zaak van de wereld. Maar voor professionals in de zorg is het bijna rocket science geworden. Want hoe moet je iets interpreteren dat niet abstract is? Hoe moet je iets reguleren dat je niet kunt beredeneren? Dat het niet zwart is en niet wit?
Een professionele houding – leren professionals, en schrijven de protocollen voor – betekent fysieke distantie. Dat weet inmiddels elke zorgverlener. In de zorg is geen enkele vorm van lichamelijk contact toegestaan, behalve handen schudden. Terwijl juist aanraking maakt dat iemand – en zeker een kind – zich niet alleen voelt. Het is juist de hand op de schouder of die knuffel die maakt dat je je even geborgen kunt voelen.
Alertheid op seksueel misbruik in de (jeugd-)zorg is alleen maar goed. Maar laten we niet hysterisch worden en ervoor pleiten – of erger nog: op toezien – dat er tussen kinderen en hulpverleners geen enkel lichamelijk contact meer mag zijn. Iedereen heeft weleens behoefte aan een arm om zijn schouder. En zeker kinderen die het moeilijk hebben.
Het breekt mijn hart dat zo’n kanjer als nog steeds zijn eigen plekje niet heeft gevonden. Het is een prachtig, ventje dat wil rennen en spelen in de natuur. En Noa wil zo graag bij iemand horen, liefde, knuffels en aandacht krijgen. Ik duim heel hard voor alle Noa’s in de wereld dat zij een plekje vinden waar aandacht voor ze is. Aandacht voor wat ze kunnen, wie ze zijn. Een plek waar ze liefde krijgen en geknuffeld worden.
Ik weet (nog) niet waar Noa woont en leeft. Maar als er mensen zijn die mij in contact kunnen brengen met hem: de deur en armen bij mijn vrouw en mij staan open. Voor knuffels en een warm thuis….
En voor wat betreft die complexe problemen van Jantine Kriens: daar kom ik later nog wel op terug. Ik heb nu vooral de behoefte en wens om iemand ontzettend lekker te knuffelen!