Opletten, stilzitten, niet naar buiten kijken, niet tikken met je balpen, niet wippen, niet dromen. Jongens mogen geen jongens zijn in de huidige maatschappij. Sterker, jongens worden beknot in hun ontwikkeling; ze moeten juist bewegen om iets te kunnen leren.
Hoe ga je als opvoeder met jongens om? Ravotten ze genoeg buiten en kunnen ze risico’s nemen? Mogen ze stoeien op straat en is het geen probleem als ze thuiskomen met een kapotte broek? Dat zijn enkele vragen die in de nieuwe SIRE-reclame worden gesteld. Krijgen jongens nog genoeg ruimte om jongens te zijn?
Ik herken de typering en de vragen. Weet ook – uit eigen ervaring – dat het keurslijf waarin wij kinderen menen te kunnen dwingen de originaliteit, creativiteit en empathie kan beknotten. Mijn mening over de nieuwe SIRE-campagne “Laat jij jouw jongen genoeg jongen zijn?” is mede daardoor wellicht gekleurd. Toch meen ik dat juist de kritische reacties op de campagne het gelijk ervan bewijzen.
Wij – de samenleving – denken en doen teveel in gemiddelden. En de aandacht voor een specifieke groep daarbinnen tast al snel ons gelijkheidsdenken aan. Laten wij vooral niet suggereren dat jongens anders zijn dan meisjes. Voor je het weet heb je een emancipatiefobie. Ja, toen wij begin van deze eeuw de meisjes volop in het zonnetje zetten, toen klopte het wel. Dat had namelijk alles te maken met de emancipatie….
Laat ik duidelijk zijn: ik ben voor gelijke kansen en mogelijkheden voor elk mens. Jong of oud. Van welke aard, geloof of kleur dan ook. En tegelijkertijd moeten wij een open oog hebben voor het feit dat- niet voor niets – de natuur ieder mens anders geschapen heeft.
Zo ook is het een gegeven dat jongens een andere biologische klok hebben dan meisjes. Zoals die klok ook bij jongens onderling weer kan verschillen. De ene jongen is nu eenmaal drukker en extroverter dan de andere. Eigenlijk veelt de natuur van kinderen geen stereotypering. Wat in meer algemene zin voor ons allemaal geldt.
Oog voor het verschil. Dat is wat de SIRE – campagne vraagt. Maatwerk is een kreet die daarbij regelmatig gehoord wordt.
Zolang het op missie-visie niveau blijft, schaart iedereen zich daar vrij eenvoudig achter. Dan blijft het abstract en kan het geen kwaad. Bovendien is het een containerbegrip dat al zo vaak gebezigd is, dat de geloofwaardigheid ervan niet heel groot is en de impact niet sterk wordt gevoeld. Maar, zodra het praktijk dreigt te worden, gaan mensen zich achter de oren krabben, of steigeren. Dan (b)lijkt het moeilijk, zo niet onmogelijk. Ja, op kleine schaal, of in een enkel geval lukt het…soms.. Maar niet over de hele linie. En zeker niet als rode draad, verweven met de vezels van onze samenleving.
Daarvoor zijn legio argumenten. Soms zelfs steekhoudend. En, laat ik eerlijk zijn, er zijn voldoende praktijkvoorbeelden die leren dat een maatwerk-benadering een utopie is. Successen – en die zijn er – worden vaker als een ‘toevallig’ incident beschouwd. Bovendien, al dat ‘maatwerk-gedoe’ is lastig te beheersen. Als je het al zou willen, of áls je al mogelijkheden zou zien… Waarom zou je het dóen, wanneer je weet dat het je of een hoop extra werk of gezeur geeft?
Voor mij is het duidelijk waarom oog voor verschil mag en moet! Omdat ontwikkelingen in de samenleving vragen om mensen die weten wat ze waard zijn. Die zichzelf hebben mogen ontdekken. Die daardoor beschikken over zelfsturend vermogen en flexibel zijn. Die in staat zijn zich te bewegen in een wereld waarin veranderingen aan de orde van de dag zijn, en blijven. Juist dat laatste vraagt ruimte voor avontuur. Want avontuur stimuleert het lerend vermogen. Dat laatste hebben wij nodig in een steeds sneller veranderende leef- en werkomgeving.
De theorie is prachtig. Maar dan de praktijk. Maatwerk blijft dan vaak voorbehouden aan risico- of zorgkinderen, met een gedragsstoornis, probleem in de thuissituatie, of een probleem als adhd, dyslexie enzovoort. Dat wat afwijkt van ónze ‘norm’ wordt – zoveel als mogelijk – gemodelleerd naar het gemiddelde. Uitgezonderd dan weer de kinderen die een uitzonderlijk (sport-, muziek-)talent hebben. Die hijsen wij op het schild ten voorbeeld voor al die ‘grijze muizen’ van kinderen.
Het gevolg van dit alles is dat wij – met de beste bedoelingen – een tweeledige boodschap afgeven. Je moet enerzijds uitzonderlijk zijn en tegelijkertijd is de nadrukkelijke boodschap: ‘Doe maar gewoon; da’s gek genoeg!’.
Die boodschap lijkt ook de teneur in de kritische reacties op de SIRE-campagne: De boodschap heeft misschien wel een kern van waarheid, maar om hem nu zo uit te vergroten….
Jongens – oké, niet alle – hebben behoefte aan actie, doen, experimenteren, uitzoeken, competitie, sporten, grenzen en regels zonder bla, bla bla. Op zich zou het toch niet zo moeilijk moeten zijn om hen daarvoor de ruimte te geven?
En de jongens die dat niet willen? Ook goed. Ze hoeven niet allemaal een Pietje Bell, Sietse of Hielke Klinkhamer te zijn!
Overigens, de SIRE – campagne is helemaal niet zo bijzonder als de kritische reacties willen doen geloven. Het is ook geen ‘uniek’ Nederlands probleem. Kijk maar eens naar de animatiefilm Alike. Sinds eind 2015 ging Alike de hele wereld rond. De korte animatiefilm werd voor net geen honderd festivals geselecteerd en sleepte op bijna de helft daarvan een prijs of vermelding in de wacht.
Laten wij dus wat meer de ogen dicht doen als jongens ze zich in het avontuur storten, duwen, trekken, de strijd aangaan en als viezeriken thuiskomen. Of een geweldige ‘poets’ bakken. Laten wij kinderen kinderen laten zijn! Of het nu meisjes zijn of jongens. Maar laten wij ook niet doen alsof dat een pot nat is! Bezorg ze gewoon een leuke, onbezorgde en spannende jeugd!
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals