- De grootste mogelijkheden liggen daar waar we ze niet zoeken
Grote stromen vluchtelingen zoeken – terecht – een veilige haven in ons land. Wij moeten en willen solidair zijn. Maar geldt dat niet (ook) maar de mensen in eigen land die het hardst geraakt zijn door de economische crisis en daarvan dagelijks nog de daaraan verbonden (financiële) zorgen ervaren? Juist omdat wij hen te gemakkelijk over het hoofd lijken te zien, zien wij de maatschappelijke onrust toenemen. We doen wel wat, maar niet genoeg. En dan komt een aloud gezegde om de hoek kijken: Wie niet voor zichzelf kan zorgen, kan ook niet voor een ander zorgen. Zeker, het is een oude wijsheid, maar in de betekenis verschrikkelijk actueel. Helaas!
Hoewel het in de media soms anders lijkt, voelen de meeste mensen in de samenleving zich solidair met vluchtelingen. Dit blijkt uit de vele burgerinitiatieven voor en met vluchtelingen. Parallel daaraan zien wij echter ook een beweging van toenemend verzet tegen al die aandacht en inzet voor de vluchtelingen.
Kortom, wij hebben het er moeilijk mee. Ons geweten piept en kraakt een beetje. Enerzijds is er de compassie. Anderzijds is er angst en boosheid. De opgave is ook ingewikkeld. Woningen beschikbaar stellen voor vluchtelingen terwijl jij al lange tijd op een wachtlijst staat? Potentiële banen, waarop jij al langer aast, aangeboden zien aan asielzoekers, terwijl door de werkloosheid eigen huis en haard dreigt kwijt te raken? Ga er maar aan staan.
Waar ik sta? Ik kan mij irriteren aan en schamen voor alle kritiek op de vluchtelingen. En toch,– terwijl ik graag de stem van goedwillendheid wil laten horen – ik kan het toenemend gemor en afnemend draagvlak best begrijpen.
Wij zijn druk doende ons te ontworstelen aan de gevolgen van een economische crisis. Natuurlijk, het gaat elke dag een beetje beter. Toch zijn er nog grote groepen mensen die dag in dag de eindjes met moeite aan elkaar geknoopt krijgen. Niet in de laatste plaats ook, omdat een terugtrekkende overheid met steeds hogere drempels de weg naar ondersteuning steeds meer barricadeert.
Ik zie en hoor nog te vaak schrijnende voorbeelden van mensen die met een klein kontje een geweldige stap voorwaarts zouden kunnen maken. Maar door letterknechterij van wet- en regelgeving daarvan verstoken blijven. Waardoor voor hen het perspectief op een baan maar niet dichterbij komt. Of waardoor mensen – als gevolg van oplopende schulden – het huis waarvoor keihard gespaard en gewerkt werd, onder hun kont weg verkocht zien worden. En diezelfde mensen zien en ervaren dat vluchtelingen in één tel krijgen wat zij met jarenlang zwoegen en ploeteren nauwelijks weten te bereiken. Sta jij (on-)geduldig te wachten tot je eindelijk in de file kunt of mag invoegen en zie je tegelijkertijd dat de laatsten achter je – zij die net pas komen aanrijden – een vrijgeleide over de vluchtstrook krijgen aangeboden…..
Natuurlijk. Ik en mijn medelanders – ook die in een heel kwetsbare positie – begrijpen heel wel dat de vluchtelingen geholpen moeten worden. Willen dat ook. Ook, als dat geld kost. Begrijpen ook, dat ook voor de vluchtelingen huisvesting en werk belangrijk zijn. Maar even inschikken is echt iets anders dan ‘opgestaan is plaats vergaan`.
Maar toch. Te veel en te vaak lijkt het alsof wij over hoofden van de mensen in onze directe omgeving heen kijken. Lopen wij met zevenmijlslaarzen de vluchtelingen tegemoet terwijl wij de mensen om ons heen tot ‘grijzemuizenmassa’ vertrappen.
Laat ik eerlijk zijn: er zou ook van mijn ruimhartigheid weinig overblijven als ik mij zo ongezien, ongehoord en ongekend zou weten. Wie daarvoor geen oog heeft zaait niet alleen haat, maar biedt voeding voor een welige groei daarvan. De Duitse wetenschapper Johann Wolfgang von Goethe (1749 – 1832) verwoordde dat zo: “Het grootste kwaad dat een mens kan overkomen is dat hij slecht over zichzelf gaat denken. Alles wat daarmee ontstaat, is waard dat het te gronde gaat.”
Het ‘verzet’ tegen de stroom van asielzoekers – te gemakkelijk geframed als ‘tokkie-verzet’ is geen verzet tegen mensen. Of tegen een religie. Dat maken wij er graag van. Omdat dat verwerpelijk is. En daarmee een gemakkelijk excuus om ‘vluchtelingenhaters’ weg te zetten. De werkelijke reden is angst. Angst dat die ander ons naar de kroon zal steken; of van de troon zal stoten. Omdat wij voor verre vrienden zorgen; terwijl wij de naaste buur links laten liggen..
Wij zijn allemaal op zoek naar geluk. Natuurlijk proberen jij en ik zo comfortabel mogelijk te leven. Willen wij pijn, ziekte en ongemak vermijden: dat verlangen delen wij met alle levende wezens. Om dat te bereiken willen wij niet mislukken, genoeg te eten hebben voor onszelf en onze geliefden. Dat is eeuwenlang al zo.
Als je een gelukszoeker bent, ben je volgens mij dus wel oké. Geen crimineel, geen verkrachter, geen moordenaar – nee, je zoekt gewoon geluk.
Dat in toenemende mate mensen in mijn directe omgeving dat denigrerend gebruiken, verraadt de bron van alle ellende: ze zijn zelf doodongelukkig. Omdat ze ongehoord, ongezien en ongekend zijn.
Dat mogen en moeten wij niet ontkennen. Sterker nog: inleving is het antwoord op de opgave. Wij moeten onze naasten laten weten en ervaren dat wij ze niet alleen kennen, maar ook horen en zien. Als wij dat beter doen, voor wakkeren wij hun vuur van geluk. Waarmee zij ons de weg naar de verre vrienden ontsluiten in plaats van deze verder te barricaderen. Kortom: de grootste mogelijkheden liggen daar waar we ze vaak niet zoeken. Om de hoek!