Rijk, provincie en gemeente besturen ons land en, o ja, 32 andere soorten bestuur. Het sociaal domein – net als veel andere domeinen – kampt met een lappendeken aan bestuurseenheden. De binnen het sociaal domein beoogde beweging – aansluiten op, invoegen bij en ondersteunen van de eigen kracht van inwoners – is mede daardoor voor menig aanbieder niet alleen onmogelijk, maar ook risicovol.
“Wie met een virtuele drone de bestuurlijke kaart van Nederland bekijkt, ziet een lappendeken waarin het Huis van Thorbecke nauwelijks meer te herkennen is. In dit stelsel uit 1848 hebben Rijk, provincie en gemeente inmiddels gezelschap gekregen van meer dan 32 verschillende typen regionale bestuurseenheden, waarin zaken op het gebied van zorg, rechtspraak, milieuhandhaving en veiligheid steeds weer op een andere manier verkaveld zijn. Dit heeft geleid tot bestuurlijke verrommeling in de regio, die nodig moet worden ingeperkt.” Volkskrant, Herman Lelieveldt en Caspar van den Berg, 3 maart 2021).
In dit verband is de oproep van zes aanbieders van hoog specialistische jeugdzorg om te komen tot een landelijke partij die de hoog specialistische jeugdzorg moet gaan inkopen en er regie op houden begrijpelijk en behartigingswaardig. Het verbaast eigenlijk dat ‘slechts’ deze zes aanbieders dit pleidooi zo expliciet doen. Het zou logisch zijn als de koepelorganisaties van aanbieders (o.a. Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse GGZ) deze oproep resp. claim zouden neerleggen bij de opstellers van de Hervormingsagenda Jeugd.
Sommigen willen dat het gebeurt, sommigen wensen dat het gebeurt, maar wie zorgt ervoor dat het gebeurt?
Samen met het ministerie van VWS, zorgaanbieders, cliënten(vertegenwoordigers) en professionals stelt de VNG op dit moment de Hervormingsagenda Jeugd 2022-2028 op. Zij doen dat om de jeugdzorg te verbeteren, omdat ze het eens zijn over de constatering dat het huidige jeugdzorgstelsel niet houdbaar is. De agenda is onderdeel van de financiële afspraken die de VNG op 2 juni 2021 met het rijk heeft gemaakt over de jeugdzorg. In die afspraken is vastgelegd dat gemeenten in 2022 € 1,3 miljard extra krijgen voor de jeugdzorgtekorten. Hierbij zijn ook afspraken gemaakt om aan de slag te gaan met maatregelen in 2022 (en verder) die tot een verbetering en besparing kunnen leiden. Dat gaat bijvoorbeeld over de reikwijdte van de Jeugdwet, maar ook over de toeleiding naar passende ondersteuning (de Toegang) en de kwaliteit en de daarvoor benodigde data (waardevolle gegevens).
Om beter te kunnen sturen op de kwaliteit en inzet van hulp zet de Hervormingsagenda ook (terecht) in op het realiseren van vereenvoudiging op onder meer administratie en contractering. Door verregaande standaardisering in de niet beleidsgevoelige zaken rond het afspreken, wijzigen, herstellen, uitvoeren, verbeteren en verantwoorden. Daarnaast is er de notie dat er meer eenheid en samenwerking tussen gemeenten moet komen. Volgens de VNG “vraagt dit om consistentie in de toepassing van de kaders over interbestuurlijke verhoudingen”. Klinkt fantastisch, maar meer dan een streven is het (nog) niet. En dat, terwijl juist deze “problematiek urgent is en om oplossingen op korte termijn vraagt, die verder gaan dan het plakken van pleisters”, zoals (ook) de zes aanbieders terecht schrijven. Hun pleidooi sluit aan bij het pleidooi van het Regioteam Opdrachtgever- en Opdrachtnemerschap Jeugdwet & Wmo op het punt van de regionalisering: Organiseer (wettelijk) minder vrijblijvende samenwerking.
(Boven)regionale samenwerking is namelijk een belangrijk thema binnen het sociaal domein. Veel decentrale overheidstaken (van bijstand en werk en inkomen tot gezondheidszorg, jeugdhulp, (passend) onderwijs en maatschappelijke ondersteuning) kennen een bereik of een uitvoeringsschaal die het territoir van de meeste gemeenten overstijgt, maar zijn niet in handen gelegd van bijvoorbeeld provincies. Volgens de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) bestaat er desondanks in algemene zin brede steun voor regionale samenwerking. Waarbij gemeenten in de regel kiezen voor samenwerkingspartners die geografisch dichtbij zijn (vaak buurgemeenten), en geen gelijksoortige gemeenten die verder weg liggen. Dat zal te maken hebben met de aard van de in samenwerking uitgevoerde taken. Samenwerken is daardoor vooral regionaal samenwerken. In de wetenschap dat er voortdurend debet is rond dit thema. (Boven)regionale samenwerking is daarbij vooral controversieel omdat lokale gemeenteraden weinig grip zouden hebben op de activiteiten van de organisaties die de samenwerking vorm geven.
Echter, om de complexe opgaven binnen het sociaal domein samenhangend en duurzaam te kunnen organiseren, is samenwerken geen keuze, maar een noodzaak. Simpelweg omdat gemeenten, die hun inwoners serieus nemen en hun ondersteuning effectief en ‘samenhangend met de logistiek van het gewone leven’ willen organiseren, in hun eentje die verantwoordelijkheid niet aankunnen. Natuurlijk, deze constatering kent (ook) een financiële bron en noodzaak, maar zij werkt alleen als de inhoud centraal wordt gesteld.
De noodzakelijke samenhang met de logistiek van het dagelijkse leven van de inwoners vraagt een daarmee congruente indeling van de regio’s. En dus het ‘opschonen’ van de lappendeken van regionale samenwerking binnen het sociaal domein. Anders gezegd: organiseer geen regionale samenwerking rond ‘hokjes’ (jeugdzorg, beschermd wonen, maatschappelijke opvang, werk & inkomen, wonen en zorg, ontwikkeling en onderwijs) onderwijs), maar neem het sociaal domein en de logistiek van het dagelijkse leven van de inwoners als basis.
Om tot een goed werkend sociaal domein te komen is consistentie in de sturing, contractering en communicatie met aanbieders van groot belang. Deze is – in het bijzonder voor de hoog specialistische en weinig voorkomende zorg – nu niet eenduidig. Met diffuse sturing, grijze gebieden, administratieve rompslomp en financiële verrommeling als gevolg. Het helpt juist de lokale en regionale opgave om tot een samenhangend zorglandschap te komen, wanneer er een landelijke autoriteit is die de beschikbaarheid van deze hoog-specialistische en weinig voorkomende functies garandeert en regelt. Het gaat hier vooral om dure en langdurige trajecten, zoals intramurale behandelingen en intensieve ambulante substituten voor verblijf van en voor jeugdigen/gezinnen/huishoudens met zeer zware (complexe) problematiek op meerdere domeinen van hun leven (gezin, school, welzijn, arbeid en inkomen, wonen, etc.).
Betere (boven-)regionale afstemming en samenwerking tussen gemeenten/regio’s/financiers draagt bij aan versterking van de keten als geheel. De huidige (grote) bestuurlijke drukte staat op gespannen voet met de beoogde heterogeniteit in sturing en organisatie van het zorglandschap. Het leidt bovendien tot onnodige administratieve druk als gevolg van o.a. contractdiversiteit. Daarnaast draagt de veelheid aan financiers bij aan een zeer complexe bedrijfsvoering voor zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. In het bijzonder wanneer zij ondersteuning of zorgen moeten bieden waarbij meerdere domeinwetten tegelijkertijd aan de orde zijn. Het is dus terecht dat in de Hervormingsagenda Jeugd 2022-2028 dit thema aandacht krijgt. Die aandacht moet echter meer zijn dan een streven.
De oproep is: omarm als stelselverantwoordelijke overheid de door gemeenten, regio’s, én aanbieders gedeelde notie dat duidelijke keuzes nodig zijn waar het betreft de (samenhang in) lokale, regionale en landelijke sturing op de samenwerking. Stel dat punt niet langer ter discussie resp. laat de discussie over democratische legitimatie en wat dies meer zij niet langer de schaamlap en het excuus zijn voor het uitblijven van duidelijke keuzes hierin. Oftewel, discussieer niet langer over de vraag of er sprake is van verrommeling, maar hoe, wanneer én door wie die verrommeling wordt opgeruimd.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte is senior-adviseur bij Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor overheden en organisaties werkzaam binnen het sociaal domein. Meer van zijn blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals
- Peter Paul Doodkorte is een van de (acht) regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen. Het regioteam opereert namens drie organisaties: Programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein, het Ketenbureau i-Sociaal Domein en Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd. Hiermee beschikken de regioadviseurs over een breed palet aan producten en diensten, instrumenten, opleidingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast hebben ze via deze drie organisaties toegang tot een groot netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en een rechtstreeks lijntje met ‘Den Haag’.