Sluipenderwijs wordt ons dagelijkse leven gekaapt door zorgaanbieders en perverse financiering. In toenemende mate is ons dagelijkse leven een verdienmodel geworden van marktpartijen. Nog even, en het lidmaatschap van de voetbalclub is geen hobby, maar geïndiceerde – want noodzakelijke – ondersteuning.
Het leest wellicht als een grappig bedoelde kanttekening, maar het is een reële karikatuur van het stelsel dat wij – langzaam maar zeker – (zien) ontwikkelen binnen het sociaal domein. Het is ook een door mij aangezette karikatuur, omdat ik de effectiviteit van de promotors van dit systeem, waarin problemen van mensen worden geroofd om er vervolgens de portemonnee van de samenleving mee leeg te roven, aan de kaak wil stellen.
Begrijpt u mij goed. Het is een prettige gedachte dat er goede zorg en ondersteuning beschikbaar is als iemand het niet meer helemaal zelf redt, ook niet met hulp vanuit de omgeving. En dat er professionele zorgverleners klaar staan als de nood aan de man is. De zorg en ondersteuning staan in Nederland ook op een hoog niveau en dat wil ik graag behouden. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat de noodzakelijke zorg en ondersteuning goed, betaalbaar en beschikbaar blijft. En daar waar nodig, dat de zorg nog beter wordt. Maar zorg mag niet een doel op zich zijn. En dat laatste dreigt steeds meer het geval te zijn. Met de inwoners, de échte professionals – van huishoudelijke hulp tot en met gezinshuisouders en verpleegkundigen toe – als slachtoffers.
De kosten voor jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning lopen gierend uit de klauwen. Ze brengen menige gemeente zo niet aan de bedelstaf, dan wel aan de rand van de financiële afgrond. Gemeenten komen – volgens onderzoek – structureel tussen 1,6 miljard en 1,8 miljard euro tekort om op een goede manier jeugdzorg te bieden. Aanbieders, vakbonden en koepelorganisaties schreeuwen moord en brand, en de media roeptoeteren het graag na. In lawaaioptocht lopen zij te hoop tegen de vermeende overschatting van de zelfredzaamheid en wat daarmee samengaat.
Zorg en ondersteuning lijkt – meer dan ons lief is – een doel op zichzelf geworden. Omdat wij ons de kaas van het dagelijkse brood (hebben) laten eten en vervolgens diezelfde kaas, dan wel twee keer zo duur, terugvragen. Menige ondersteuning die wij ons vandaag de dag als ‘bewezen effectief’ laten voorschrijven zijn niets meer of minder dan een als ‘methode’ verpakte therapie, gebaseerd op een gebundelde ordening van ons eigen praktische doen en laten.
Bijna 9 op de 10 Nederlanders van 15 jaar of ouder zeggen gelukkig te zijn. Dit aandeel is door de jaren heen zeer stabiel. Tegelijkertijd zien wij de kosten voor jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning jaarlijks met 5 – 10% stijgen. De oorzaak daarvan? Het diagnosticeren van een beperking of probleem in ons land een verdienmodel geworden. Wij zouden ons moeten afvragen of dit wel klopt en wat dat doet met ons leven. Een diagnose kan helpend zijn, maar kan ook een beperking opleveren. Mensen kijken anders naar een mens met een diagnose, het zou niet zo moeten zijn, maar het is helaas een feit. Hoe kan het dat er zoveel mensen een diagnose krijgen op afwijkend gedrag en kenmerken?
Iedereen hoort erbij, iedereen doet ertoe, iedereen moet mee kunnen doen. Dat is mijn overtuiging en inzet. Ik kom uit een groot gezin. Een gezin waarvan ouders en kinderen in de loop der jaren ook de nodige instabiliteit hebben ervaren. Menige uitdaging moesten mijn ouders overwinnen. En met het ene kind lukte dat beter, dan met het andere. Zo herinner ik mij dat een van mijn broers in zijn pubertijd een tweetal jaren bij onze buren woonde, omdat mijn vader en moeder hem niet in het gareel wisten te houden. De buren lukte dat wel. Tegelijkertijd verbleven er bij ons thuis regelmatig ook weer kinderen uit andere gezinnen, omdat het daar even spaak liep.
Familiezorg, een buren- of vriendendienst: wij hebben het ons laten afnemen. Wij zijn inmiddels niet ver weg van de situatie waarin wij ons door de dokter een evidence based all inclusive vakantie laten voorschrijven. Omdat wij het gewone leven – met al haar ups en downs – niet meer aankunnen. Om tijdens of na afloop van die vakantie vast te stellen dat dat wat de vakantie echt de moeite waard maakte, eigenlijk door onszelf geleverd moest en werd: tijd, en een beetje aandacht voor elkaar. Samen lachen, samen huilen, dingen samendoen en elkaar helpen door ideeën, ervaringen en geleerde lessen uit te wisselen.
Ik vind dat wij minder moeten denken vanuit methodes, behandelingen of instituties. Veel van hun ingrediënten, diensten en methoden bevatten een waarde die wijzelf allang in handen en thuis hebben. Natuurlijk zijn er tal van uitdagingen of (toenemende) gebreken die het erbij horen, ertoe doen of meedoen lastig kunnen maken. Tegelijkertijd zijn er in onze directe omgeving veel meer mogelijkheden om het zelf of samen op te lossen. Een familielid, een goede buur of vriend bijvoorbeeld. Het meeste wat we nodig hebben ligt onder handbereik. Om goede, toegankelijke en betaalbare zorg te kunnen blijven garanderen, zullen wij zelf daarvoor oog moeten hebben.
Aandacht en persoonlijke betrokkenheid zijn zaken die én niks kosten én voor het oprapen liggen. Tegelijkertijd hebben of laten wij ons die bewezen effectieve antwoorden te vaak en te veel door piraten en zorgcowboys kapen en tot een verdienmodel maken. De (gecreëerde) vraag naar ondersteuning blijft hierdoor ongeremd stijgen.
Tegen gemeenten die nu om het hardst roepen om meer middelen voor het sociaal domein zeg ik daarom: laat professionals meer de community als geheel ondersteunen. De scoop moet breder zijn dan enkel de persoon aan wie zij hulpverlenen. Natuurlijk moeten ouders ondersteuning krijgen. Maar, dat begint in het eigen netwerk en in het voorliggend veld. Daar liggen veel kansen en krachten. Mocht dit echt niet voldoende zijn, dan is er professionele ondersteuning. Niet als reflex, omdat het beschikbaar is. Is huiswerkbegeleiding jeugdhulp, of kan dit ook op een andere manier geboden worden. En zullen wij een kind ook gewoon een kind laten zijn, dat natuurlijk door allerlei fasen heen gaat. Een kind dat druk is op school, heeft niet meteen ADHD. Misschien wil hij liever buiten struinen dan op een stoel zitten.
Kortom, kijk eerst eens om u heen. Vraag de inwoners zelf eens of zij u kunnen helpen. Als zelf-ingebrachte-mentor (JIM), als burgervoogd (als alternatief voor de geïnstitutionaliseerde jeugdbescherming) of als wandelmaatje voor de buren. Spreek ouders aan op de eigen verantwoordelijkheid voor een goede brugklastraining voor hun pubers. En maak de inwoners ook duidelijk dat al die zogenaamd ‘gratis’ (want door de overheid betaalde) ondersteuning per saldo uit hun eigen zak komt. Via de belastingen bijvoorbeeld. En de media en vakbonden vraag ik om enige bezinning op (het rond- en roeptoeteren van) en terughoudendheid in de kritiek over de tekorten. Voor zij het weten, blijkt al dat extra geld vooral besteedt aan woekerwinsten van aanbieders. Waarover dan natuurlijk ook weer schande gesproken moet en zal.
Samenvattend: Voldoende geld voor passende ondersteuning van de inwoners – jong én oud – dient een vanzelfsprekendheid te zijn. Te veel geld echter zal het paard eerder achter de wagen spannen dan ervoor. Er is voor het beheer van de portemonnee geen betere strategie dan gezond verstand en een heldere geest. Zij zijn nuttiger dan goud en brengen velen eerder en goedkoper uit de problemen. Analyseer dus eerst uw opties, voordat u ergens geld in steekt. En hoedt u voor de rovers die zich laten betalen voor wat anderen toebehoort.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte is senior-adviseur bij Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor overheden en organisaties werkzaam binnen het sociaal domein. Meer van zijn blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals
- Peter Paul Doodkorte is een van de (acht) regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen. Het regioteam opereert namens drie organisaties: Programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein, het Ketenbureau i-Sociaal Domein en Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd. Hiermee beschikken de regioadviseurs over een breed palet aan producten en diensten, instrumenten, opleidingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast hebben ze via deze drie organisaties toegang tot een groot netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en een rechtstreeks lijntje met ‘Den Haag’.
In de jaren negentig heb ik bij het arbeidsbureau nog een tijdje zonder verdienmodel gewerkt. Midden jaren negentig werden de prestatieafspraken (pxq) en pilots voor de inkoop van re- integratietrajecten ingevoerd. De publieke re-integratietaak van het arbeidsbureau werd in stapjes verzelfstandigd. In de wetgeving werd de harde maatschappelijke opdracht (ondersteuning werkzoekenden) losgelaten.
De re-integratiemarkt werd geprivatiseerd met (verplichte) aanbesteding. Niet de mens maar de omzet werd bepalend of je ondersteuning naar werk kreeg. Niet de kwaliteit van de dienstverlening stond meer voorop maar scherpe selectie. Targets en bonussen werd het nieuwe normaal.
Ik heb beide kanten van dit proces gezien en weet dat een verdienmodel voor mensen die hulp nodig gauw perverse trekjes gaat krijgen waar vooral de meest kwetsbaren (= duur) niet rendabel zijn en geen ondersteuning krijgen.