De zorg in Nederland is in ons denken en doen opgesplitst in twee sectoren, cure en care. ‘Cure’ heeft als doel het komen tot genezing dan wel bevordering van herstel, met de daarbij behorende ondersteuning en zorg. ‘Care’ heeft als doel het zoveel mogelijk terugdringen van de nadelige effecten van ziekte en beperkingen door verpleging, begeleiding ondersteuning en zorg. Het verschil tussen beide vormen van zorg wordt nog wel eens uit het oog verloren. Niet in de laatste plaats, zo denk ik, omdat wij denken, verwachten of vinden dat alles te repareren (herstellen) moet zijn.
Bovenstaande gedachte ontspon zich bij mij toen ik kennis nam van een interessant artikel van de hand van Han van der Horst, historicus (Joop, 6 december 2018). In dit commentaar stelt hij aan de kaak wat er nu met de jeugdzorg gebeurt door de manier waarop steeds meer gemeentes de jeugdzorg financieren. Zijn commentaar komt er – kort samengevat – op neer dat volgens hem gemeenten hun (jeugdige) inwoners zien als ‘objecten’ en de organisaties die hen behoren te helpen als machines. Waarbij de omstandigheden van de (jeugdige) inwoners maakbaar zijn. Als je ze maar in de juiste stand zet. Of, zoals Han van der Horst dat opschrijft: “Jeugdzorg wordt teruggebracht tot een vorm van africhten waarbij de dompteur de schuld krijgt als het kind niet snel genoeg leert door de hoepel te springen.”
Ik kan in veel opzichten meevoelen met de kritische kanttekeningen van Van der Horst. Zeker waar het gaat om het door overheden voortdurend streven naar beheers- en maakbaarheid van de samenleving. Hiermee draagt de overheid bij aan het beeld dat alles wat in ons leven tegen zit reparabel is. Tegen zo laag mogelijke kosten.
Wat ik echter mis in het commentaar van Van der Horst is de andere kant van diezelfde medaille. Daar waar hij gemeenten verwijt dat zij denken dat ze marionettenspelers zijn met de inwoners aan een touwtje, zou ik ook het omgekeerde willen stellen. Te veel en te vaak zie ik inwoners die van diezelfde overheid juist dat verwachten wat Van der Horst de gemeenten verwijt: wij hebben een probleem en u – overheid – moet dat voor ons oplossen. Waarbij het de professionele hulpverleners kwalijk genomen wordt als zij ook niet (direct) een passend antwoord kunnen vinden of geven op lastigheden.
Opvoeden, ouder worden en alles wat daar tussen ligt of mee gepaard gaat kent bij tijd en wijle (forse) hindernissen en beperkingen voor (jeugdige) inwoners en hun omgeving. Dat is absoluut waar. Maar (ook) professionele hulpverleners zijn geen oliemannetjes- of -vrouwtjes die dat allemaal wel even oplossen (lees: repareren).
Jeugdzorg is, net als zorg die wij bieden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geen reparatiebedrijf. Bij een minder functionerend vatenstelsel rond ons hart kan de hartchirurg de slechte delen vervangen en zo de werking van het hart herstellen. Bij een gebroken been of arm, kan de schade inderdaad hersteld worden. In zaken rond opvoeden, groter groeien en ouder worden ligt dat toch even anders. De oorzaak is dan vaak niet allen minder eenduidig, maar kent ook vele aangrijpingspunten. Een druk kind bijvoorbeeld. Is dat het gevolg van beperkingen in het kind zelf gelegen, of komt dat door een omgeving die teveel prikkels geeft? Of ouders die onvoldoende grenzen stellen?
Te vaak en te veel zie en hoor ik inwoners verwachten dat professionals hun probleem wel even (moeten) kunnen fixen. Wanneer diezelfde professional dan het vraagstuk in een bredere context probeert te bekijken – waarbij ook de bijdrage (in houding, gedrag, activiteit, etc.) van de inwoners zelf ook aan de orde komt) ontstaat al gauw verontwaardiging. “Mijn kind (of partner, ouder) heeft een probleem. Ik niet!”
Wij, de inwoners verwachten van ‘de overheid’ een oplossing voor al onze problemen. Diezelfde overheid moet dat dan wel doen tegen zo laag mogelijke kosten. Want onze Onroerende Zaak Belasting of de andere belastingen mogen vooral niet omhoog gaan. Zoals ook onze eigen financiële bijdrage aan een eventueel antwoord zo niet nihil, dan toch in ieder geval zo beperkt als mogelijk moet blijven. Als onze overheid, die wij overigens zelf gekozen hebben, vervolgens probeert de kosten in de hand te houden spreken wij – de inwoners – daar ook weer schande van. Wat ik maar zeggen wil: we zijn te veel klant geworden van de overheid, en te weinig mens gebleven.
Het gevolg hiervan is ook de oorzaak van de gordiaanse knoop waarmee wij elkaar gevangen houden. Dat is – helaas – niet een nieuwe constatering: de Franse politiek filosoof Alexis de Tocqueville voorspelde dit al in “Over de Democratie in Amerika (1931-32): “De democratie zal er toe leiden dat de mens individualistischer wordt, en de staat bureaucratischer. En deze twee gaan elkaar versterken. Dus hoe meer de staat gaat oplossen – in plaats van mensen onderling en in verenigingen – hoe individualistischer de mens wordt, omdat hij denkt dat de staat het wel regelt. En hoe individualistischer de mens wordt, hoe meer de staat de noodzaak zal ervaren om problemen op te lossen, want wie doet het anders?
Het voortgaan op ‘de weg van eindeloze verwachting’ biedt u en mij wellicht het heerlijke gevoel dat ons ongemak vooral aan de ander ligt (mij valt niets te verwijten). Het zal ons ongenoegen per saldo echter alleen maar voeden. Het wordt daarom tijd dat wij stoppen met het bij elkaar over de schutting gooien van deze gezamenlijke uitdaging. Gewoon, omdat dit niet alleen de onvrede zal verminderen, maar ook en belangrijker nog, omdat het een passend antwoord dichterbij brengt. En dat begint met de erkenning – bij overheid én inwoners – dat repareren (cure) echt wat anders is dan (goed) onderhouden (care). Goed onderhoud is namelijk een zaak van iedereen. Om te beginnen van onszelf!
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals
Ben het niet eens hoe de auteur “herstellen” in verband brengt met repareren. Het begrip “herstel” uit de Herstelondersteunende Zorg sluit veel meer aan bij het positieve gezondheidsprincipe. Dit principe breekt met het hiervoor hersende gezondheidsbegrip dat gezondheid de afwezigheid is van alle kwalen (als gevolg van genezen = repareren). De grondbeginselen van “Herstel” gaan juist over het leren leven met een “ziekte”.