Vanuit de wettelijke en maatschappelijke verplichtingen ondersteunen gemeenten huishoudens met (complexe) problematiek waarbij het (tijdelijk) niet vanzelf gaat. In de afgelopen jaren is er veel veranderd, zowel in wetgeving als in uitvoering. Ook zijn er nieuwe inzichten in wat effectieve en passende werkwijzen zijn. Desondanks komen wij nog dagelijks te veel complexe casuïstiek tegen. De vraag die zich daarbij met regelmaat opdringt is of de casuïstiek nu zo complex is, of onze verhouding tot deze casuïstiek en de systemen waarmee wij moeten werken.
Er is sprake van complexe casuïstiek als een huishouden of een individu niet of beperkt in staat is om regie te nemen over de eigen ondersteuningsvraag en de oplossing daarvan. Er is ook sprake van complexiteit als de veiligheid van de betrokkenen of hun omgeving niet of onvoldoende gewaarborgd is. De situatie kenmerkt zich door (hardnekkige) problematiek op meerdere leefgebieden; psychosociaal en/of sociaaleconomisch. Problemen die samenhangen en elkaar versterken.
Als een huishouden of individu met complexe problematiek ondersteuning krijgt helpen de volgende uitgangspunten:
- Er is altijd sprake van een integrale en systeemgerichte benadering. Ofwel: Er wordt altijd gekeken naar alle leefdomeinen en andere leden van het huishouden.
- Ondersteuning kan zich richten op individu of een (bepaald lid van het) huishouden, en draagt bij aan het functioneren van het huishouden als geheel. Er zijn wettelijke (Meldcode) en beproefde methoden om dit objectief, te bepalen.
- Het huishouden of individu is in beginsel zoveel mogelijk zélf in regie op de ondersteuningsvraag en de oplossing daarvan.
- Dat wat het huishouden of individu zelf als probleem en oplossing benoemt, is het uitgangspunt bij het vinden van passende ondersteuning.
- Bij een bedreiging van de veiligheid van het individu of (één of meer) leden van het huishouden en/of de omgeving kan worden besloten tot ondersteuning in het dwangkader.
- De ondersteuning duurt zo kort als mogelijk en zo lang als noodzakelijk.
Helder uitgangspunten toch? Desondanks draagt ondersteuning bij kinderen en gezinnen met complexe problematiek niet altijd bij aan het gewenste resultaat, namelijk dat zij zo gezond, veilig en kansrijk mogelijk meedoen en meetellen.
Om beter begrijpen waarom dit zo is, helpt het om eens te luisteren naar de verhalen van de mensen zelf. Wat leren we als wij – samen met de hen – naar de ervaringen kijken? Al luisterend kunnen we veel leren.
Bij complexe casussen zie ik naast heel veel compassie, belangstelling en aandacht van en bij hulpverleners ook een hardnekkige neiging om in regel; en afspraken te vervallen of te zoeken naar iemand met doorzettingsmacht. Iemand die een oplossing er doordrukt als betrokken partijen er samen niet uitkomen. eenduidigheid over de vervolgstappen ontbreekt en niet zelden is er discussie over verantwoordelijkheden.
Dat sommige casuïstiek complex is, ligt niet altijd aan het probleem van het individu of het huishouden. Het niet kunnen oplossen van een hulpvraag komt vaak door externe factoren. zoals gebrekkige samenwerking of elkaar tegenwerkende wet- en regelgeving. De belangrijkste externe factoren die het oplossen van een hulpvraag bemoeilijken, zijn organisaties die niet goed samenwerken, wettelijke beperkingen en de verschillende manieren waarop gemeenten hun zorg hebben ingericht hebben. Ook conflicten tussen betrokkenen kunnen een rol spelen. Zo leren de ervaringsverhalen mij (ons).
Omgaan met complexiteit, zo beluister ik ook, vraagt een houding, vaardigheden en een manier van werken die we misschien nog niet goed gewend zijn. Ik raak er meer en meer van overtuigd dat het omgaan met en onze verhouding tot de complexiteit een van de grootste uitdagingen is bij de effectieve aanpak van complexe situaties.
Integraal werken, in samenhang maatwerk leveren aan mensen die dat nodig hebben, is niet mogelijk zonder de bereidheid tot samenwerken en over de eigen grenzen heen te kijken. Daar ontbreekt het in de praktijk nog wel eens aan. Mijn boodschap is dan ook; niet alleen doen wat kan, maar samen mogelijk maken wat nodig is. Dat vraagt eerst en vooral de bereidheid van de wetgever, de beleidsmakers en de bestuurders Om de mensen in de uitvoeringspraktijk de kans en de tijd te geven om het goede te doen, zodat er beter aangesloten kan worden op de wérkelijke vragen.
Veel inwoners of huishoudens kampen met problemen die hun bestaanszekerheid raken, zoals werkloosheid en armoede-, schulden-, of woonproblematiek. De problemen worden vaak gemaskeerd met gedrags- of gezondheidsproblemen. Wij zijn geneigd deze ‘maskers’ – het ongewenste gedrag of de ongezonde levensstijl – centraal te stellen in onze aanpak. Ik ervaar dat niet zelden als symptoombestrijding. De echte problemen liggen dieper en basale. Het gaan om zaken als inkomen, participatie. Om het niet meer meetellen en meedoen en/of het gemis aan perspectief daarop.
Je kunt proberen de ‘maskers’ beheersbaar te maken of de effecten ervan te onderdrukken, maar in de regel helpen deze interventies niet, of slechts tijdelijk. Duurzame antwoorden zijn te vinden in het voorzien in de basale leeftijdsbehoeften. Maak een fatsoenlijk inkomen mogelijk, zorg voor een opgeruimd en betaalbaar huis. Heb oog voor de deelname van de inwoner/het huishouden aan de samenleving. En ja, realiseer je dat “doen wat nodig is” andere eisen stelt aan bestuurders en managers. Zij moeten naast de bestaande werkpraktijk een andere werkpraktijk mogelijk maken met andere besturings- en verantwoordingsprincipes en een ander samenspel onderling.
Natuurlijk, bij de hulp aan deze mensen komen vaak meerdere wetten kijken. Met uitgangspunten en regelgeving die niet altijd overeenkomen. Hetzelfde geldt voor de verschillende verordeningen en uitvoeringsbepalingen die gemeenten en landelijke uitvoeringsorganisaties opstellen. De optelsom van al die regelingen sluit – op het eerste oog – wellicht niet per se aan op de situatie van een bepaald individu of huishouden. Wanneer echter de uitvoerende werkers de ruimte krijgen/nemen om te werken volgens de bedoeling, kan eigenlijk alles wat nodig is ook gerealiseerd worden. Twijfelt u daaraan? Pas dan eens ‘de omgekeerde toets’ toe.
Het principe van de omgekeerde toets is heel eenvoudig. Allereerst kijkt u naar wat nodig is. En of dat past binnen de grondwaarden van de diverse wetten of de geldende (lokale) regelgeving. Daarbij weegt u de mogelijke effecten van een besluit in de volle breedte mee. Pas als dit helder is, komt de juridische toets. Hierbij gebruikt u de wetsartikelen als instrumenten om de grondwaarden van de wetten te realiseren. Zo blijkt niet zelden maatwerk mogelijk zonder dat het leidt tot willekeur. Ten tweede maakt dit het integraal werken in de gemeente veel makkelijker. Immers, de grondwaarden van de diverse wetten binnen het sociaal domein zijn gelijk. Dit maatwerk is toetsbaar in bezwaar en beroep en voor de accountant. En volledig in lijn met de bedoeling van de wetgever.
Maatwerk in complexe casuïstiek wordt een bron van energie wij zo durven en kunnen werken. Het zorgt voor zowel betere hulp voor kwetsbare mensen als minder maatschappelijke kosten. En dat moet iedereen aanspreken!
Wil je meer weten over een effectieve aanpak van complexe problematiek? Neem eens contact op met Gieke Buur, landelijk ambassadeur Oppakken en leren van complexe casuïstiek: gieke.buur@vng.nl.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals