Dezelfde taal spreken

Delen:

Werkend aan en met het mij teisterende jeukjargon ontdek ik ook een andere kant ervan. Het zijn woorden, begrippen en statements die een wereld aan betekenis hebben. Niet om te verhullen, ergens onderuit te komen of om gewichtig te doen om niks. Maar als ‘labels’ of naamkaartjes (tags) waarmee wij elkaar snel in de ‘juiste stand’ kunnen zetten. De kunst is om met taal de lezer of gesprekspartner ‘bij de les te houden’. Mijn belangrijkste boodschap is daarom regelmatig elkaar te (be-)vragen: “Als je begrijpt wat ik bedoel!”

Het is goed om je eigen stokpaardjes in jouw taalgebruik eens tegen het licht te houden. Ikzelf bijvoorbeeld heb een hekel aan vaagtaal en jargon, maar betrap mijzelf erop dat ik het zelf toch regelmatig gebruik.  Ik ben gevoelig voor ‘verwijten’ in de sfeer van wolligheid en omslachtigheid. Tegelijkertijd ontdek ik steeds weer dat de werkelijkheid genuanceerder is. Soms zijn er gewoon ook voordelen verbonden aan jargon en vaagtaal. Het ene jeukwoord is het andere niet!

In een poging om mijzelf (en mijn publiek) te helpen, heb ik een selectie gemaakt van enkele voorbeelden van soms vraagtekens oproepende of ergerniswekkende vaagtaal en vakjargon. Als spiegel en prikkel ter verbetering. Met de vraag of iets niet anders of duidelijker gezegd kan worden,

Het is – zo leerde ik daarbij – niet zo moeilijk om sommige uitdrukkingen te identificeren als holle frasen. Andere woorden of begrippen, lijken vooral bedoeld om mijn werk enige schijn van status of professionele superioriteit te geven. Tegelijkertijd zijn er ook woorden en begrippen die juist het typisch eigene van mijn werk duiden. Als je die taal spreekt, hoor je erbij. Het zijn codewoorden die een band scheppen. Wij horen bij elkaar.

Op onderdelen blijkt ook dat het niet allemaal lulkoek is. Al jeuken sommige woorden – door ze te pas en te onpas te gebruiken – soms verschrikkelijk.

Wie kent ze niet: ‘uitdagingen aanvliegen’ door ‘piketpaaltjes te slaan’, ‘bilateraaltjes faciliteren’, ‘handen en voeten geven aan iets’ en ‘mensen (stakeholders) in hun kracht zetten’. En dat alles met ‘uitrollen’ en ‘opschalen’. En het feit dat wij ons willen ontwikkelen, het morgen anders of beter willen maken – liefst samen met anderen – duiden wij graag met exotische managementtermen als sociale innovatie, co creatie en inclusie. Tegelijkertijd zijn het ook termen met een heel relevante betekenis.

Soms – zo moet ik vaststellen – is er ook sprake van woorden die gewoon beter klinken dan de platte Nederlandse varianten (benchmark, impact, empowerment, agile, tool, feedback, best practice). We spreken liever van lessons learned dan van opgedane lessen, toch? En ‘bewezen werkend’ klinkt toch minder zwaarwegend dan ‘evidence-based’.

Commitment, als verklaring van de bereidheid tot medewerking, klinkt gewichtiger, maar betekent hetzelfde. En als wij willen ‘gluren bij de buren’ mantelen wij dat liever met ‘het buiten naar binnen halen’. Een ‘gelijk speelveld’ klinkt echt minder spannend en uitdagend dan een ‘level playing field’ en ‘een dramatisch andere kijk op de zaak’ noemen wij daarom liever een ‘paradigmaverandering’.

En zijn woorden als ‘klankbord’, ‘faciliteren’ of ‘verbinden’ naast grijsgedraaid niet ook heel functioneel? Lastiger en verwarrender wordt het als wij vaagtaal, jeukwoorden en vakjargon uit verschillende werk- of leefwerelden (domeinen) door elkaar heen gaan gebruiken. Een ‘broedplaats’ heeft voor een bioloog een andere betekenis dan voor een organisatie die zorginnovatie stimuleert.

Werkend aan en met het teisterende jeukjargon ontdekte ik ook de andere kant ervan. Het zijn woorden, begrippen en statements die voor mijn werk – en dat van veel van mijn collega’s – een wereld van betekenis meedragen. Niet om iets te verhullen, ergens onderuit te komen of om gewichtig te doen om niks, maar deze ‘labels’ of naamkaartjes (tags) zijn ook een instrument om iets, wat heel complex is of een uitgebreide toelichting vraagt, compact weer te geven. Waarmee ik mijzelf – of wij elkaar – snel in de ‘juiste stand’ zet(ten). De wolligheid waar wij last van hebben en houden ontstaat eerst dan als wij niet ook regelmatig met elkaar stilstaan en spreken over dat wat wij met het ‘label’ bedoelen of zeggen. Oftewel, als wij de deken over de lading niet even wegtrekken.

Jeukjargon en vaagtaal kan – mits wij elkaar blijven bevragen en aanspreken op de betekenis ervan – juist met haar verwarring of ongrijpbaarheid bijdragen aan (positieve) opschudding van ons denken, doen en laten. Juist de ongrijpbaarheid kan een bron voor gesprek zijn en tot het juiste debat en nieuwe inzichten leiden. De ruimte voor interpretatie hebben wij nodig om elkaar te kunnen ontmoeten. Al mag het nooit excuus zijn voor te omslachtige zinnen, gebakken lucht of holle mooischrijverij. Ik (en jij) blijf(t) de plicht hebben steeds zo duidelijk mogelijk te zijn.

Desondanks kunnen en moeten wij onze taal gebruiken om elkaar te verleiden om over dingen na te denken. Taal dus als prikkelende bron voor verandering van onze (ver-)houding tot of gedrag in situaties. Het gesprek met elkaar, over de eigen interpretatie, verbeelding en wensen rond dat wat ons bezigt, doet ertoe. Zolang je geen vak beoefent waar juist de nauwkeurigheid van begrippen allesbepalend is.

Het wordt bedenkelijk als woorden en zinnen echt niks betekenen, en tegelijkertijd heel veel pretenderen. Een (semi-)intellectuele duiding zal het gesprek eerder lamleggen of op afstand houden. Door iets heel omfloerst of verstandelijk (intellectueel) uit te spreken of op te schrijven wordt het niet meer waar of beter. Integendeel.

De kunst is dus om met taal de lezer of gesprekspartner ‘bij de les te houden’. Zonder hem of haar te betuttelen of nietig te maken (te overrulen). De belangrijkste boodschap is daarom elkaar regelmatig even te (be-)vragen: “Als je begrijpt wat ik bedoel!” Of “Bedoel jij hetzelfde als ik begrijp?”

Download de strip “Teisterend jeukjargon”

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte is senior-adviseur bij Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor overheden en organisaties werkzaam binnen het sociaal domein. Meer van zijn blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals
  • Peter Paul Doodkorte is een van de (acht) regioadviseurs die samen het landelijk werkende Regioteam Opdrachtgever-/opdrachtnemerschap Wmo en Jeugdwet vormen. Het regioteam opereert namens drie organisaties: Programma Inkoop en Aanbesteden Sociaal Domein, het Ketenbureau i-Sociaal Domein en Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd. Hiermee beschikken de regioadviseurs over een breed palet aan producten en diensten, instrumenten, opleidingen en praktijkvoorbeelden. Daarnaast hebben ze via deze drie organisaties toegang tot een groot netwerk van experts, ervaringsdeskundigen en een rechtstreeks lijntje met ‘Den Haag’.

Een gedachte over “Dezelfde taal spreken

  1. Weer een duidelijke weergave van hoe er met onze Nederlandse cultuur gebonden communicatie taal schaamteloos gerotzooid wordt. Wanneer ik voortdurend in een publicatie met de inmiddels bijna onvermijdelijke Engelse woorden geconfronteerd word, denk ik dat de publicist de Nederlandse taal niet meester is. Onze oude dichters zoals P.C. Hooft (1581-1647) Constantijn Huygens (1596-1687) Gerbrand Adriaensz Bredero (1585-1618) zouden die stukken met kromme tenen lezen en hetzelfde veronderstellen als ik, vermoed ik.
    Ik proef altijd een zucht naar het creëren van een wijze wereldburgers imago, al is het imago maar voor henzelf zo.
    De Nederlandse taal heeft voor de kénner woorden genoeg om niet steeds meer bij het plastic in zee gegooid te worden. We lezen bijna dagelijks glasheldere Nederlandse woorden vervangen worden door ‘interessantere’ Engelse kreten. Ook in het vakjargon zijn voor de leek onbegrijpelijke vaktermen niet wenselijk wanneer het geschrevene óók voor die leek bedoeld is. Hoe slim zou je moeten zijn om dat als vanzelfsprekend te begrijpen?

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *