Met grote regelmaat verschijnen in de media berichten over fraude in het sociaal domein: van fraude met het Persoonsgebonden budget (Pgb) tot fraude met uitkeringen. Misbruik van sociale voorzieningen wordt gezien als een ernstig vergrijp. Het vaststellen van fraude blijkt echter een tijdrovende exercitie. Ergerlijker echter is nog dat – door gebrek aan handhavingscapaciteit en oeverloze procedures – gemeenten nog te vaak op hun handen (moeten) blijven zitten.
Met de invoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet is het takenpakket van gemeenten op het terrein van zorg aanzienlijk uitgebreid. Gemeenten zijn daarbij niet alleen verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de zorgtaken, maar ook voor de kwaliteit en de rechtmatigheid. Voor gemeenten is het dan ook noodzakelijk en verplicht om vorm en inhoud te geven aan het bestrijden van fraude in het gemeentelijke zorgdomein. Maar het terrein is voor gemeenten relatief nieuw. Dat zet de deur naar fraude, misbruik of oneigenlijk gebruik open, zeker wanneer een gemeente organisatorische processen nog niet op orde heeft. Dit laatste geldt in het bijzonder voor kwetsbare inwoners die voor hun dagelijks doen en laten zijn aangewezen op de mensen die voor hen moeten zorgen. Juist onder hen zitten helaas ratten die – onder het mom van bekommernis – hun eigen welzijn hoger in het vaandel hebben dan dat van de mensen voor wie zij er moeten zijn.
Over de financiële omvang van de fraude in het gemeentelijk zorgdomein durven deskundigen geen uitspraken te doen. Percentages die worden genoemd lopen uiteen van 1 tot 10 procent van de uitgaven, maar ik vrees dat de tot nu toe opgespoorde fraude ‘het topje van de ijsberg’ is.
En laat ik duidelijk zijn: ik kom het in mijn uitvoeringspraktijken allemaal tegen: hulpverleners die zorg leveren aan PGB-houders en gemakshalve zelf het budget voor de PGB-houder beheren. Pgb-bewindvoerders die declaraties voor akkoord ondertekent zonder te checken of de zorg geleverd is. Maar ook zorgverleners die meer uren zorg declareren dan zij leveren. Of slechte zorg dan wel overbehandeling tegen het maximumtarief. Het zijn – gelukkig – uitwassen en zij staan niet model voor de grote groep mensen die wel betrouwbaar zijn en goede zorg leveren. Tegelijkertijd echter zijn het deze charlatans die get blazoen van de goeden ernstig vervuilen.
De recente onthullingen bij het UWV, dat medewerkers daarvan worden ontmoedigd om fraude met werkloosheidsuitkeringen aan de kaak te stellen staat echter niet op zichzelf. Net als bij uitkeringen is bij vermoedelijke fraude in de zorg veel onderzoek nodig, en daar krijgen de deskundigen de benodigde tijd niet voor. Zij staan permanent onder tijdsdruk en moeten permanent kiezen waar ze wel of juist geen aandacht aan besteden. Een melding kost veel tijd en de kans op succes is daarbij vaak ook kwestieus. Zo ervoer onlangs ook de Nijmeegse wethouder Frings in de zaak tegen de Rigtergroep.
Fraudeurs beschikken over kennis over hoe te frauderen, waardoor ze in staat zijn de juiste gelegenheden te creëren en het bestaande toezicht te omzeilen. Mede dankzij de enorme interpretatieruimte die er blijkt. Waarbij ‘handelen uit bekommernis’ heel wat fraudeurs uiteindelijk de dekmantel biedt die zij nodig hebben. En zelfs als een gesjeesde manager, directeur of hulpverlener eerder veroordeeld is voor dit soort van praktijken blijkt het mogelijk dat zij – onder de ogen van Inspecties en andere toezichthouders – weer opnieuw en in bedenkelijk korte tijd een nieuw zorgimperium opzetten.
Gemeenten zo willen de verhalen – hebben onvoldoende zorginhoudelijke en juridische kennis om misbruik, oneigenlijk gebruik of fraude in het sociaal domein aan te pakken. Natuurlijk, het zijn (deels) nieuwe werkvelden en voorzieningen voor gemeenten. Waarbinnen bovendien de organisatorische processen nog lang niet volledig op orde zijn. De controle op de activiteiten wordt inderdaad bemoeilijkt door het feit dat de resultaten van de geleverde zorg niet direct meetbaar zijn. Nog lastiger echter wordt het als er blijkt dat er bij de toepassing van controle en handhaving heel veel interpretatieruimte is. Je bedenkt je als gemeente wel twee keer voordat je ingrijpt.
De prioriteit ligt op dit moment zeker niet bij het aanpakken van (vermoedens van) fraude, zo las ik in een verslag van een van de jeugdzorgregio’s. “In het Hoofdenoverleg is met alle gemeenten afgesproken dat de komende tijd prioriteit is om het proces handhaving organisatorisch beter in te regelen. De gemeenten hebben ingestemd met de prioriteitsstelling en ook de daaraan verbonden consequenties onder andere ten aanzien van de handhaving. We voorspellen dat de uitvoering van het rechtmatigheidsonderzoek grote risico’s op veel extra werk aan de achterkant met zich meebrengt. De ervaring leert ons dat juist daar een groot deel van het werk zit.”
Ik keur deze opstelling niet goed, maar kan er tegelijkertijd wel begrip voor opbrengen. Zeker als een soortgelijke reactie en opstelling bij de Inspecties blijkt te leven. We klagen wel en spreken er met z’n allen schande van, maar we doen er ondertussen niks aan.
Fraude in de zorg: we zien het wel, maar we pakken niet door. En dat weten ook de fraudeurs. Zij gaan dan ook onverdroten voort met hun praktijken. Waarbij zij – soms zelfs openlijk – met een uitstraling van “Pak me dan, als je kan!” koketteren met hun doen en laten.
Ik pleit daarom voor een sterkere rol van en positie voor de gemeenten waar het gaat om de aanpak van fraude, fouten of ongepast gebruik. Om te beginnen met het beter delen van kennis. Daarnaast vraagt de positie van de cliënt ten opzichte van de hulpverleners versterking,, aangezien de cliënt de enige is die direct en continu een oordeel kan vellen over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de verleende zorg. Belangrijk is ook dat gemeenten de handhavingscapaciteit in het zorgdomein versterken.
Belangrijker nog acht ik het regelen van transparantie. Het vaak meer georganiseerde karakter van zorgfraude vraagt om een grote mate van transparantie. Maak declaraties van zorgaanbieders binnen het sociaal domein openbaar voor de driehoek van client, leverancier en opdrachtgever. En ga eens op huisbezoek! Huisbezoeken bieden een eenvoudige mogelijkheid om in de praktijk te toetsen of de zorgverlening op orde is en de ingezette budgetten rechtmatig worden besteed.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals