Wie daagt wie nu uit?

Delen:

Nederlanders moeten meer te zeggen krijgen over hun eigen leefomgeving. Dat zegt de overheid. Daarom heeft zij onder meer het ‘uitdaagrecht’ beschreven. Daarmee moet het makkelijker worden voor inwoners om aan de overheid een alternatief plan voor te stellen. Dit ‘uitdaagrecht’ moet breder worden ingezet, zegt ook de overheid. Maar als het er op aan komt, geeft diezelfde overheid niet thuis! Het ‘recht van uitdaging’ lijkt zo een hol begrip en een loze belofte te zijn. 

De Wet maatschappelijke ondersteuning kent al zo’n uitdaagrecht – right to challenge – maar dat werkt niet zo soepel als zou moeten. Aan de keukentafel ja, op individueel niveau, daar wil het meestal nog wel lukken. Echter, zodra het ‘systeem’ zelf wordt uitgedaagd wordt het ingewikkelder zo niet onmogelijk. Neem de ingewikkelde aanbestedingsregels in de wet. Die zorgen er juist voor dat inwoners worden belemmerd in hun mogelijkheid om gemeenten uit te dagen meer zorgtaken zelf uit te voeren. Het aanbestedingsrecht, de Wet openbaarheid van bestuur, de Gemeentewet en de rechtsbeschermingsprocedure uit de algemene Wet bestuursrecht sluiten onvoldoende aan op onervaren, lokaalgebonden en kleinschalige initiatieven. Zo leert de ervaring.

In zo’n honderd gemeenten hebben inwoners het Right to Challenge: het recht om taken van de gemeente over te nemen als ze denken dat ze dat slimmer, beter, goedkoper of anders kunnen doen. Minister Ollongren (BZK) streeft naar een verdubbeling van het aantal gemeenten in 2022. Op papier zal dat waarschijnlijk wel lukken. Het denken ook doen zal lastiger blijken. Het op papier zetten is een, maar dan ben je er nog niet. Je moet er echt mee aan de slag, je moet er als overheid werk in steken. Je moet er actief mee naar buiten, en – in de eerste plaats – je moet willen en durven loslaten.

Stel, dat als gladiatoren in hun tijd, de inwoners van Amsterdam de overheid zouden uitdagen met een plan om ‘hun’ Slotervaartziekenhuis voortaan zelf te gaan exploiteren. Zou het ogen? Ik zou het wensen, maar waag het ernstig te betwijfelen. En wat te denken van de inwoners van de gemeenten Haren (Groningen) en Landgraaf (Limburg). Zij wilden wat graag zelf hun boontjes doppen, maar kregen of krijgen nul op het rekest.

Als inwoners geïnspireerd worden om lokale publieke taken over te nemen en daarvoor overgaan tot participatie, is  frustratie hun lot. Want in het gunstigste geval krijgen zij een beetje ondersteuning in de vorm van lippendienst. Meestal echter worden diezelfde inwoners weggezet als goed bedoelende amateurs. Een muur van verzet, een tsunami van tegenargumenten en gebrek aan openheid zijn vaak hun deel..

Dit laatste lijkt vooral het gevolg van het feit dat het juridisch kader achterloopt op de maatschappelijke ontwikkelingen. Een goede toepassing van right to challenge vereist een herziening van de rechtsverhoudingen tussen inwoners en bestuur.

Het ‘recht van uitdagen’ is een mooi iets, maar als er zo’n initiatief komt, moeten de mensen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Vaak is de angst dat inwoners hun werk gaan overnemen. Overheden moeten er duidelijk mee leren omgaan dat inwoners net even op een andere manier aankijken tegen dingen, de zaken net even anders inrichten. Zij denken niet in geldpotjes en afdelingen, ze willen gewoon iets voor elkaar krijgen.

Het ‘right to challenge’ veronderstelt een omslag van burger- naar overheidsparticipatie. Van (als inwoner) ‘mogen meepraten’ naar (als overheid) ‘betrokken zijn bij’. Dat vraagt transparantie en openheid. Het veelt geen reacties in de trant van ‘U (inwoner) kent de context net; u weet niet waar u over praat’.  Als dat al zo zou zijn, dan is dat niet aan de inwoners te wijten, maar aan een tekort schietende overheid.

Mijn voorlopige conclusie? Het lijkt wel of overheid de inwoners met initiatieven heeft (her)ontdekt, maar meestal blijft het beperkt tot kleine, tijdelijke projecten van een goedwillende ambtenaar of vooruitstrevende wethouder, maar ze komen niet voort uit een bestuurlijke visie op burgerinitiatieven. En dat is volgens mij de uitdaging voor de komende jaren. Want burgerparticipatie is nog te vaak iets dat moet worden afgevinkt. Terwijl het beleid er zo veel beter van wordt. Zeker, nu gemeenten steeds meer taken op zich zien afkomen. Een proces dat begon met de decentralisaties van jeugdhulp, werk en zorg en wordt gevolgd door de Omgevingswet, de energietransitie en de overgang naar aardgasvrije wijken. Dat alles gaat niet vanzelf’ en al helemaal niet zonder de inwoners. Dat vraagt een heel ander type dialoog. Gebaseerd op betrokkenheid vooraf in plaats van bezwaren achteraf.

Of het zal lukken overheden zo te laten kantelen? Ik ben ervan overtuigd. Is het niet op basis van echte overtuiging, dan wel omdat de wal het schip keert. Immers, ondanks de – op zijn vriendelijkst gezegd – tegenstribbelende medewerking van heel wat overheden zien wij een gestage toename van burgercoöperaties op het gebied van energie, gezondheid, zorg, onderwijs, werkgelegenheid en woningbouw. Als antwoord vaak op de grootschalige instanties en professionele instellingen. Mensen willen graag en weer het heft in eigen hand.

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *