Je moet niets hoeven te doen (of te laten) om te zijn wie je bent

Delen:

Wat zijn wij een lekker tolerant volk he? Zo enorm geëmancipeerd ook. Fier op onze vrijheid van meningsuiting. Groots op onze democratie ook. Maar steeds vaker voelt dat alles als een laagje vals bladgoud. Want eigenlijk zijn wij helemaal zo tolerant niet, of zo geëmancipeerd, vrij in het uiten van onze mening of democratisch gezind. Het is vaak niet meer dan een wensdenken!

14 december 2018. Het is Paarse Vrijdag. Voor scholieren en studenten een dag om uit de kast te komen en seksuele diversiteit te vieren. Dat doen ze in een paars overhemd. De 12-jarige Robbe van Hulst kwam de avond ervoor bij zijn ouders uit de kast, en vertelde daar die vrijdagochtend al meteen over in het NOS Radio 1 Journaal.

Nederland – inclusief mijn persoon – ontplofte welhaast. Van trots en blijdschap. Dat dit kon. In een woord GEWELDIG. Daarom ook besteedden later die avond het Jeugdjournaal en het NOS Acht uur journaal er ook weer aandacht aan.

Al die blijdschap en trots, zo realiseerde ik mij in de loop van die dag en de dagen daarna, is mooi en wrang tegelijkertijd.

De homo-emancipatiebeweging boekte in de jaren ’70 en begin ‘80 succes, Mensen kwamen letterlijk uit de kast en gingen de straat op, men durfde dat gewoon. En zie waar wij vandaag de dag staan!

Immers, als wij zo overtuigd zijn van onze tolerantie en emancipatie, waarom dan is de ‘coming out’ van een twaalfjarige knul anno 2018 welhaast wereldnieuws? Kennelijk is het helemaal niet zo vanzelfsprekend. Vraagt het toch nog heel veel lef en moed om openlijk te zeggen dan wel te laten zien dat je bent wie en wat je bent.

Het is verdomd prettig dat kinderen als de 12-jarige Robbe zo eerlijk kunnen zijn. Veel meer nog echter verdienen zij respect voor het lef om dat wat kan ook te doen! Want wij mogen dan wel vinden dat ieder mens – ongeacht hun sekse – moet kunnen kouden van de persoon die voor hem of haar de ware is, ons doen en laten staat daarmee in schril contrast.

Het homo of lesbisch zijn is zo niet vanzelfsprekend, dat in menig radio- of televisieprogramma wel even aan de wereld verteld moet worden of iemand homo of lesbisch is. Vreemd is dat, zeker als je bedenkt dat van de andere gasten niet verteld wordt dat zij heteroseksueel zijn. Of misschien wel aseksueel.

Eigenlijk, zo denk ik, mogen wij pas echt trots zijn op onze verhoudingen tot elkaar, als onze geaardheid geen issue meer is. En dat kon best nog wel eens even duren!

Veertig jaar geleden waren er in hartje Amsterdam vrolijke demonstraties voor ‘flikkerij’. Het was toentertijd vrij nieuw dat homo’s zo openlijk en in zulke mate voor hun rechten streden. Nu, veertig jaar na dato moeten die demonstranten van toen paars van woede aanlopen als zij zien waar wij vandaag de dag staan met onze acceptatie en gelijke rechten voor homoseksuelen en lesbiennes. Goedbeschouwd zijn wij nog niet veel verder dan het stadium van progressieve tolerantie.

Wij verkeren in de fase van het toestaan van gedrag of personen die afwijken van de (onze) norm, ondanks dat de aanwezigheid van dit gedrag of die personen als negatief wordt ervaren of gezien. Nog altijd gaan wij uit van de heersende  status quo die oordeelt dat liefde voor hetzelfde geslacht eigenlijk toch wel vreemd of afwijkend is. En onderwijl kloppen wij, die de tolerantiemythe propageren, onszelf graag op de borst. Wij adverteren onze ruimhartigheid op alle platforms die wij maar kunnen bedenken. Waarbij onze kleingeestigheid ons belet te bevatten dat wij tegen jongens en meisjes als Robbe eigenlijk zeggen dat zij ons dankbaar moeten zijn. Omdat wij het hen toestaan om te zijn wie en wat zij zijn.

Ondanks jarenlang gevoerde strijd is er binnen onze samenleving nog altijd sprake van ongelijke ruimte voor lesbo’s, homo’s, biseksuelen en transgenders Door het op het podium zetten van Robbe legitimeren wij eigenlijk heel onwenselijk gedrag. Niet van Robbe, maar van wat hen die zich zien als de gevestigde orde. Zij degraderen  de “getolereerden” tot tweederangs ‘burgers’ die voor hun bestaansrecht en uitingsvrijheid afhankelijk zijn van de “onmetelijke goedheid” van hen die hen willen tolereren.

Jongens, meisjes, mannen en vrouwen, ongeacht hun sekse of geaardheid, horen niet gedoogd, niet toegelaten of “getolereerd” te worden. Zij dienen erkend te worden in wie en wat zij zijn. Zoals jij en ik erkend (willen) zijn. Alleen zo verjagen wij de olifant voor de kast!

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.

 

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *