Komende week neem ik, na een periode van bijna twee jaar, afscheid van het sociaal team waaraan ik in die periode leiding mocht geven. Het wordt een trots afscheid, en daarom ook lastig. Want ik laat een fier team achter, waarmee ik graag nog even verder had willen werken. Een team dat zich met recht ‘professioneel’ mag noemen.
Ik kan het niet laten. Het moet me van het hart. Ik wil vertellen hoe blij ik met de loyaliteit en inzet van mijn collega’s. Hoe zij met een groot gevoel van verantwoordelijkheid – alsof het hun eigen familie of portemonnee is – omgaan met de vragen en situaties van inwoners in (grote of kleine) knelsituaties. Hoe iedereen meedenkt, elkaar feedback mag geven en oplossingen aandraagt om ervoor te zorgen dat iedere inwoner de aandacht, ondersteuning of hulp krijgt die nodig is. Hoe iedereen met en voor elkaar blij is, als het (wéér) is gelukt. Wat ben ik blij dat ik onderdeel mocht uitmaken van deze club en hun ontwikkeling.
Terugblikkend op onze periode van samenwerken deel ik graag enkele van de ervaringen en verbeteringen die wij samen realiseerden. Met daarbij vooraf de conclusie: Wij zijn goed bezig, maar wij willen altijd beter.
Hoewel dit nadrukkelijk niet de opzet noch bedoeling was, werd (ook) dit sociaal team nog te veel als de toegang (inclusief de daarvoor benodigde indicatiestelling) naar individuele maatwerkvoorzieningen gezien. In de loop van de tijd hebben wij ons meer en meer bekwaamd in een makelaarsrol waarbij wij de vraag van inwoners koppelen aan de voor de inwoner meest passende oplossing. Ons doen en laten ‘kantelde’ van toe- en doorverwijzen naar mensen ertoe bewegen om niet direct naar een geïndiceerde (individuele) voorziening te grijpen, maar eerst na te gaan wat ze zelf in en met hun omgeving aan hun vraag dan wel situatie kunnen doen. Een indicatie voor een individuele maatwerkvoorziening is daarbij één van de instrumenten.
Onze opdracht, zorg te dragen voor een goede verbinding tussen het gewone leven van de inwoners en noodzakelijke ondersteuning of zorg heeft ons veel nieuwe inzichten gegeven. Vooral door te investeren in samenwerking met en passende ondersteuning van ervaringsdeskundigen, vrijwilligers, huisartsen en – vooral – de inwoners zelf. Vooral ook door aan te sluiten bij hun passies, talenten en mogelijkheden. Zonder eventuele beperkingen uit het oog te verliezen. Deze inzet vergt – zo leerde ons de ervaring – tijd en aandacht voor het voeren van het goede gesprek.
Onze beweging was en is niet eenvoudig in een samenleving die steeds mondiger wordt en vindt ergens “recht op te hebben”. Met landelijk beleid en jurisprudentie ook die dit met regelmaat lijkt te beamen (zoals bv het abonnementstarief). En dan heb ik het nog niet over de discussie over wat we eigenlijk van inwoners zelf kunnen en mogen verwachten en waar een gemeente nu wel of niet voor is. Een discussie die wel steeds meer gevoerd (moet) wordt; op vele vlakken.
Het sociaal team onderhoudt veel en verschillende goede relaties. Denk daarbij aan huisartsen, casemanagers dementie en wijkverpleegkundigen, het Onderwijs en de Persoonsgerichte Aanpak (PGA-aanpak). Onze partners weten ons goed te vinden, maar vragen ons ook om actief zichtbaar te zijn door naar buiten te treden en verbindingen te leggen. Persoonlijk contact blijkt daarbij belangrijk, omdat dit de lijnen korter maakt en het onderling vertrouwen groter.
De naar onze overtuiging te lage drempel naar zorg en maatwerkvoorzieningen – met name bij Wmo en Jeugdhulp – hebben wij vertaald in een steviger inzet op vroegsignalering en preventie. Waarbij wij geholpen werden en zijn met het feit dat onze gemeente geen eigen welzijnsorganisatie heeft. Hierdoor konden wij vrijwilligers- en mantelzorgondersteuning, Welzijn op recept, maatschappelijk werk, maar ook de aandachtsfunctionaris voor zorg en veiligheid integreren in het sociaal team. Waarbij wij bi voortduring in de gaten houden wat bij onze gemeente past. Om die reden ook is het de nadrukkelijke wens om schuldhulpverlening en de activering van inwoners met een uitkering – nu nog belegd bij andere partijen – in het team te integreren. De samenwerking met deze partners laat zich kenmerken als twee vrijende egeltjes: héél voorzichtig!
Natuurlijk is hier niet alles rozengeur en maneschijn. Het cliëntervaringsonderzoek laat zien dat inwoners ontevreden zijn over de wachttijden. Een gevolg van onze keus om niet daarop te sturen, maar op een bij de situatie van de inwoner passend antwoord. Het goede gesprek daarover kost tijd. Maar die aandacht leidt vervolgens wel tot een hoge cliënttevredenheid over het resultaat van onze bemoeienis. Op basis van onze inzichten kijken wij anders naar ondersteuning, zorg en hulpmiddelen die de gemeente als maatwerkvoorziening inzet. Meer flexibiliteit in vorm, inhoud en budget scheppen ruimte scheppen voor duurzaam passender, en meestal ook minder kostbare, oplossingen.
Het maatwerk dat de professionals binnen ons team aan de inwoners leveren is niet enkel gebaseerd op de goedkoopst adequate oplossing. Ondersteuning moet zinnig, eerlijk, zuinig en houdbaar zijn. “Mijn” professionals stoppen niet bij de conclusie dat het antwoord het goedkoopst en adequaat is. Bij hun afwegingen nemen zij nadrukkelijk ook de effecten daarvan op de eigen regie van inwoner als basis. En ja, soms leidt dat tot hogere kosten dan die welke behoren bij de – volgens de objectieve normen – goedkoopst adequate oplossing. Tegelijkertijd blijkt juist het oog voor ‘eigen regie’ voor en bij de inwoner een krachtig instrument bij het beheersbaar houden van de kosten. Want natuurlijk kent ook deze gemeente problemen bij het in de hand houden van de kosten. Maar juist het leveren van dit maatwerk blijkt per saldo niet zelden effectiever en efficiënter!
Eén van de speerpunten binnen het team is het werken met de werkwijze 1 Gezin, 1 Plan, 1 Regisseur. Deze werkwijze biedt eenheid in taal en focus door een heldere visie en helpt bij het bieden van samenhangende en integrale hulp. Daarnaast geeft dit duidelijkheid over de doelen van de inwoner, onderlinge afstemming tussen de betrokken professionals en invulling van coördinatie van zorg. De betrokken inwoners en de professionals hebben baat bij deze duidelijkheid en transparante taakverdeling. Ik zie met genoegen dat de professionals in dit team zich steeds minder vaak laten intimideren door ‘de piramide van het hiërarchisch denken’, waarbinnen van boven naar beneden de professionals in de verschillende lagen met een zeker dedain neerkijken op de actoren in de onderliggende lagen. Wetenschappers en medici kijken meewarig naar de goed bedoelende professionals – in hun ogen ‘amateurs’ binnen bijvoorbeeld de jeugdhulp. De professionele zorgverleners op hun beurt kijken met soortgelijk blikken neer op de collega’s die welzijnsondersteuning bieden. Zij kijken met een zekere argwaan naar de ervaringsdeskundigen, mantelzorgers en vrijwilligers.
Had ik het al gezegd dat ik verdomde trots ben op deze collega’s? Die ervoor kozen en kiezen om samen te groeien en zichzelf te blijven ontwikkelen. Ik wens hun daarbij heel veel succes en vooral ook plezier. Voor mij persoonlijk hoop en wens ik dat deze mooie voorbeelden nieuwe opdrachtgevers mag inspireren.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals