Lianne springt liever achter- dan voorop!

Delen:

Lianne Springmaarachterop, jeugdconsulent in een sociaal team in het midden van het land, is trots op haar professie: Bijrijden. “Bijrijden,” zegt zij, “is mijn lust en mijn leven. Het is mijn vak!” En dan – vol enthousiasme – begint zij het mij uit te leggen.

Het versterken van de eigen kracht van ouders en jeugdigen vraagt om betrokkenheid van mij. En een op samenwerking gerichte houding. Eigen kracht legt de regie bij de ouders en kinderen zelf. Zoals dat hoort. Als het kan. En als dat niet kan, spring ik achterop. Alleen als het echt niet anders kan, neem ik het stuur over.

Samen met ouders en jeugdigen zoek ik antwoorden op situaties. Ik vertel ook waarom dat doe.  Anders denken ze dat ik hen niet wil helpen. Ik doe dat bijvoorbeeld door in te gaan op wat ouders en jongeren zelf al hebben gedaan om hun problemen aan te pakken.  Door hen zelf te laten nadenken.

Ik vraag ze wat zij willen proberen om hun problemen aan te pakken. Mijn adviezen kan ik altijd later nog geven. En weet je wat? Dat motiveert hen enorm.  Het werkt heel positief om hen zelf ‘aan het stuur te zetten’. Het zelfvertrouwen groeit. Net als het draagvlak voor een antwoord of oplossing. En wees eerlijk: een rijinstructeur zet de leerling toch ook niet op de bijrijdersstoel?

Door zo te werken, wordt de situatie volgens het gezin het vertrekpunt en niet de veronderstelde eigen kracht. Als ik daar te veel de nadruk op leg, lijkt het alsof ik zeg: “Het is jouw probleem, red jezelf er maar mee.” Als er sprake is van een urgente situatie kan dat betekenen dat ik de focus in eerste instantie leg op het handen uit de mouwen steken. Om samen ‘puin te ruimen’ of ‘orde op zaken stellen’. Soms is het belangrijk om eerst praktische hulp te bieden en meteen de allereerste vraag van ouders of jeugdigen te beantwoorden. De achterliggende vraag zoek ik dan later wel op. Gewoon, omdat het voor ouders of jeugdigen soms lastig is om een hulpvraag te formuleren.

Ouders en jongeren vinden het belangrijk dat zij de ruimte krijgen om hun verhaal te doen, en om zo zelf te achterhalen wat er aan de hand is. Ik probeer mij in hun situatie in te leven. Zo kan ik aansluiten bij wat zij zelf kennen en kunnen. Ik begin dan ook meestal met de vraag: “Hoe gaat het met je?”

Wij creëren samen successen. Door grotere doelen op te knippen in kleinere stappen. Zo ervaren mensen snel dat ze meer kunnen dan ze denken. Dat vraagt ook aandacht voor zaken waar zij energie van krijgen. Mensen in hun omgeving, hobby’s of werk, enzovoort. Ook brengen wij samen in beeld wie belangrijke anderen zijn die wij kunnen benutten.

Dat doe ik door vragen te stellen als: wie zijn belangrijke anderen in jouw omgeving? Welke rol hebben zij in jouw leven? Als ik straks stop, wie is er dan om jou te ondersteunen? En in het geval van een partner: is die steunend voor jou? Overigens komt het ook voor dat er geen netwerk is, of een uit elkaar gevallen netwerk. Dan kijken wij hoe wij dat (weer) kunnen organiseren.

Een vertrouwensrelatie ontwikkel ik door goed te luisteren. Door de ouders en de jeugdigen serieus te nemen. Door positieve zaken te benoemen. En soms deel ik eigen ervaringen. Het is belangrijk om in gesprekken met ouders en jeugdigen stil te staan bij wat er (wel) goed gaat, en bij hun kwaliteiten.

Iedereen beschikt over eigen kracht, in meer of mindere mate. Die talenten zijn het persoonlijk kapitaal van ouders en kinderen. Dat moet je koesteren en erop aansluiten.

Eigen kracht kan toe- en afnemen. Door de (leef)omstandigheden en door de sociaal-maatschappelijke positie waarin iemand zich bevindt. Dat maakt eigen kracht tot een persoonlijk instrument: het stelt je in staat iets zelf te doen. Iemands eigen kracht is het vermogen waarover iemand beschikt om doelen te bereiken. Of iemand (on)voldoende eigen kracht heeft, hangt af van het doel waarvoor eigen kracht wordt ingezet.

De verschillende dimensies van eigen kracht hangen sterk met elkaar samen en kunnen elkaar zowel verzwakken als versterken. Wat weet en kan iemand (de competenties). Naast de kennis en ervaringen is er de sociale kant: wie iemand kent, het netwerk dus. De kracht daarvan bepaalt de steun die iemand hiervan kan krijgen. Met praktische hulp. Steun of advies, maar ook bij het vasthouden van doelen of het afwegen daarvan. Eigen kracht gaat ook over de motivatie. Wat iemand belangrijk vindt in het leven. Het inzicht in en de controle over factoren die het leven beïnvloeden en wat het leven zin geeft.

Het geloof in eigen kunnen en de effectiviteit van het eigen handelen hebben invloed op het zelfvertrouwen.  Een gebrek aan zelfvertrouwen, een blijvend gevoel van slachtofferschap en een gebrek aan perspectief kunnen de motivatie ondermijnen en daarmee de eigen kracht verminderen.

Samenvattend

Eigen kracht binnen het sociaal domein legt de nadruk op eigen regie, zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. De leefomstandigheden van ouders en kinderen zijn medebepalend voor de veranderingen die mogelijk zijn in hun leven. Dat vraagt naast oog voor de eigen kracht ook een oog voor de omstandigheden van ouders en kinderen en hun maatschappelijke positie. Vanuit dit perspectief spelen er bij ‘(eigen) kracht’ vragen op vier lagen:

  1. Wat kunnen mensen zelf doen?
  2. Wat kunnen mensen samen doen?
  3. Wat kunnen professionals doen?
  4. Wat kan de samenleving doen?

U kunt onderstaande strip (van de video) hier ook als pdf-downloaden: Lianne Springmaarachterterop – Een goede bijrijder zit er altijd naast

Lianne Springmaarachterterop - Een goede bijrijder zit er altijd naast

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *