“Kinderen moeten gelukkig zijn en hun dromen waarmaken – daar zijn alle ouders het over eens. Een complete generatie wordt op dit moment echter te verwend opgevoed. En als het tegen zit, mag ‘de overheid’ (lees: gemeente, het onderwijs, de jeugdhulp) het oplossen. Ouders creëren te weinig weerbaarheid bij jongeren en kinderen, en dat is zorgelijk en – op den duur – onbetaalbaar.” Een lokale bestuurder die dat durft te beweren kom ik – helaas – nauwelijks tegen. Omdat daar de bevolking van de betreffende gemeente vermoedelijk nog lang over zal napraten.
En toch meen ik dat betere jeugdhulp in ons land dergelijke bestuurders meer en hard nodig heeft dan het geld waarom velen in Den Haag bedelen.
Gemeenten vormen de bestuurslaag die het dichtst bij de inwoners staat. Dat is juist! En daarom zijn zij ook bij uitstek geschikt om vorm en inhoud te geven aan de bij hun inwoners passende ondersteuning. Om die reden ook worden de laatste decennia steeds meer taken belegd bij de gemeenten. De kracht van deze beweging blijkt – zoals wel vaker – tegelijkertijd de achilleshiel: gemeenten staan te dicht bij de burger als het gaat om een goed beheer van de portemonnee.
Vooral in het sociale domein heeft per 1 januari 2015 een grote verschuiving plaatsgevonden. Gemeenten zijn sedertdien verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Gemeenten krijgen 1 budget vanuit het gemeentefonds om deze taken uit te voeren. En komen daaraan – naar eigen zeggen – fors tekort. Wethouders met jeugdzorg in hun portefeuille klagen steen en been over de aanhoudende tekorten op de jeugdzorg. Uitspraken als ,,Wij vinden het namelijk niet te pruimen dat de staatsschuld wordt afgelost met onze financiële reserves, doordat Den Haag, waar het geld tegen de plinten klotst, blijft korten op de budgetten voor jeugdzorg.” En “Er komt een eind aan de rek van de gemeenten.” Komen in tientallen varianten voorbij. Wat mij daarbij stoort is dat al die bestuurders voor de oplossing van hun problemen kennelijk maar één kijkrichting hebben: het Rijk. Daarbij doen zij alles wat in hun macht ligt, om het Rijk aansprakelijk te stellen voor de tekorten.
Laat ik duidelijk zijn: ik beweer niet dat er niet (tijdelijk) extra geld nodig is om het lokale speelveld van het sociaal domein op orde te brengen. Maar er is echt veel meer nodig dan geld alleen. Bovendien: elke euro die er extra uit Den Haag richting gemeenten gaat, komt – per saldo – uit de portemonnee van de inwoners.
Opvoeden is kennen en erkennen en begint bij de ouders. Zij moeten een echte relatie met hun kinderen opbouwen. Een goede ouder begeleidt en ondersteunt de kinderen. Stimuleert z’n kind om zelfstandig iets te doen. Toont zelf goed gedrag, kleineert of beledigt nooit, toont dagelijks liefde, corrigeert verkeerd gedrag, laat z’n kind in zijn waarde en weet met wie z’n kind omgaat. Hij of zij maakt elke dag even tijd voor zijn kind en praat en luistert met en naar z’n kind. Dat is de basis van iedere opvoeding. En ja, dat betekent ook hard werken, net als in een huwelijk. Een relatie bouwt zichzelf niet op, maar moet actief opgebouwd en onderhouden worden. Persoonlijke warmte en aandacht is in het contact met je kinderen van levensbelang. Ziehier de ingrediënten waaraan wij in onze samenleving een chronisch tekort hebben (opgebouwd). Veel ouders werken te hard. Voor hun baan, carrière, of status. Tijd en aandacht voor de kinderen ontbreekt vaak. Met alle gevolgen van dien.
De heftige maatschappelijke discussies over de tekorten in de jeugdhulp maskeren het werkelijke probleem. “Problemen van kinderen worden steeds minder gezien als horend bij een (soms moeizaam) proces van opgroeien en opvoeden, en steeds meer als een signaal dat professionals moeten optreden en zo nodig ingrijpen. Zo ontstaat een toenemende ‘export’ van kinderen uit hun gewone leefsituatie naar professionele behandelcontexten. Ongeveer één op de zeven kinderen heeft op dit moment een indicatie voor speciale zorg, speciaal onderwijs of hulp in een justitieel kader. De verwachting is dat deze pedagogische professionals kinderen en/of ouders ‘repareren’, zodat het opgroeien en opvoeden daarna ongestoord kan verlopen” (Het opvoeden verleerd; J Hermanns, 2009).
De door Hermanns gesignaleerde ontwikkeling vraagt van ons en de door ons gekozen bestuurders een kritische zelfreflectie. Met implicaties voor zowel de rol van ouders, leerkrachten en professionele hulpverleners. En lokale bestuurders! Want jeugdhulp kan niet alleen anders. Het moet anders! Het vraagt meer samen praten over hoe ze elkaar kunnen ondersteunen en daar samen afspraken over kunnen maken.
Naast de roep om extra geld zouden lokale bestuurder stelling moeten durven nemen tegen de slapheid en de laksheid van de in onze samenleving gegroeide opvoedingscultuur, waarin gehoorzaamheid een vies woord is, waarin grillen van kinderen en jeugdigen in toom worden gehouden door ze behandelen als prinsjes en prinsesjes en waarin de pleziertjes van sociale media en rondhangen met leeftijdgenoten voorrang krijgen boven serieuze studie en zelfverbetering.
De jeugdzorg lijkt een bodemloze put. Dat is en blijft zij, als wij niet op de juiste wijze investeren. De beste investering is opvoeden. En dat vraagt eerst en vooral een investering (in tijd en aandacht) van ouders zelf.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals