Met extra geld en verplichte regionale samenwerking wil de minister van Welzijn en Zorg, Hugo de Jonge, de problemen in de jeugdzorg oplossen. Het symboliseert de kloof tussen de lokale overheden en hun inwoners en de rijksoverheid. Minister de Jonge in Den Haag spreekt een heel andere taal dan ooit wethouder de Jonge in Rotterdam. De conclusie? Hugo ontpopt zich als het verwarde oliemannetje dat in plaats van smeerolie zand in de machine van de transformatie gooit.
Om vernieuwing goed op gang te brengen, moeten de intensieve hulp en de eerste lijn worden verbeterd en de preventie en het pedagogisch klimaat in bijvoorbeeld gezin of school worden versterkt. En juist die versterking, waarvan nut en noodzaak sinds de decentralisatie (2015) bij gemeenten nadrukkelijk op het vizier staat, gaat nu weer de ijskast in.
De door De Jonge voorgestelde nieuwe ordening (centraliseren op regionaal- en bovenregionaal niveau) zal naar verwachting immers ook effecten hebben op de zorggelden die de gemeenten ontvangen en door gemeenten tot nu toe ook gebruikt kunnen worden voor de versterkte sturing op lokale jeugdhulp. De aanpak die De Jonge voorstelt houdt in dat gemeenten delen van de jeugdzorg weer uit handen moeten geven:
- Op bovenregionale schaal wordt de jeugdzorg+, JB en JR en Veilig Thuis en het te ontwikkelen expertisecentrum specialistische jeugdhulp georganiseerd.
- Op regionale schaal worden pleegzorg, gezinsvervangende jeugdhulp, spoedzorg overdag, behandeling en hulp aan jongeren met een beperking, logeervoorzieningen en eenheid in de toegang belegd.
- Lokaal wordt al het overige, veelal in de vorm van algemene voorzieningen en kortdurende interventies en ook het Algemeen- en Scho0l Maatschappelijk Werk en de lokale publieke gezondheid, georganiseerd.
De voorstellen van De Jonge ontregelen de jeugdhulp alleen maar verder. De dans om het geld zal er niet minder om worden. En de jeugdhulp daardoor niet beter. Als de minister van VWS echt ballen had, verloste hij de sector van het verderfelijke aanbestedingscircus. De kantelingsdroom binnen het sociaal domein heeft geleid tot een heuse inkoopindustrie. Wat de vraag oproept of de zorg er is voor de mensen of de mensen er zijn voor (het zorgen voor werk voor) de aanbieders. Dit pennywise maar pound-foolish marktdenken levert niet alleen bureaucratische gedrochten en juridische steekspelen op. Het heeft ook desastreuze gevolgen voor de kwaliteit, de continuïteit en de kosten van jeugdhulp en beleid. Als wethouder in Rotterdam deelde hij die kritiek luidkeels. Als minister zwijgt hij daarover als het spreekwoordelijke graf.
De gekozen oplossing richting is in mijn ogen dus bizar. Net zo bizar als voor de wijzigingsvoorstellen het juichen langs de lijn van vakbonden en organisaties is. Ik vind dat – vanuit de belangen van ouders en kinderen en de betrokken medewerkers – ongelooflijk en pervers. Het is immers uitgesloten dat wij in een de huidige overspannen arbeidsmarkt voor meer dan een miljard aan nieuwe arbeidskrachten vinden? Het oplossende antwoord hierop is: de handen ineen te slaan. Niet door samen te staken, maar door samen te werken.
Ook het werken met regio’s als bestuurlijke eenheid is kwestieus. Niet alleen als het gaat om democratische verantwoording of gedwongen samenwerking. Erger is de dikke streep die daarmee gehaald wordt door de overtuiging dat de lokale overheid het dichtst bij de inwoners staat en dus het beste kan inschatten wat een passend antwoord op situaties is. Regiovorming vergroot de afstand tot de inwoners én de optelsom van verschillende samenwerkingen leidt tot een complex geheel, wat afbreuk doet aan de effectiviteit van gemeenten. De praktijk van alle dag leert dat ook. Gemeenten gijzelen elkaar en besluiten blijven daardoor uit of hebben, door de bestuurlijke drukte eromheen, een zo hoog compromisgehalte dat geen professional of inwoner nog kan begrijpen wat de bedoeling is.
Het terugdraaien van de decentralisatieafspraken herbergt een aantal risico’s waaronder het vergroten van bestaande puinhopen en meer bureaucratie die ook meer geld kost, iets wat ten koste gaat van de ondersteuning van jeugdigen en hun ouders/opvoeders.
De plannen van De Jonge duiden op een minister in verwarring. Zoals de hele overheid in verwarring lijkt. De oorzaak van deze verwarring ligt in tegengestelde denksystemen (Daniel Kahnemann; ‘Thinking fast, Thinking slow’). De politiek hanteert het snelle denksysteem (systeem 1) en is gericht op onmiddellijk handelen met rechtvaardiging achteraf en daarmee een grote kans op fouten. Het tweede systeem (systeem 2) is gericht op het maken van een goede verklarende probleemanalyse en het afwegen van alternatieven met als gevolg minder kans op fouten. Daat vraagt tijd en reflexief gedrag. Juist dat zijn ingrediënten die politici zichzelf ontzeggen. Het gevolg is een (politiek) probleem met verschillende aandoeningen en beperkingen. De aandoeningen waaraan zij lijden rijgen zich in hoog tempo aaneen: het aardgas, het stikstofbesluit en de verhoudingen met Europa bijvoorbeeld. Of de (aanpak van de) personele tekorten bij de politie, binnen het onderwijs, de jeugdhulp en de zorg.
De beperkingen waaraan politici leiden zijn naast het snelle denksysteem ook kortzichtigheid en het denken op korte termijn. Zij moeten telkens herkozen worden. Het gevolg: er wordt geen rekening gehouden met de lange termijn, zoals het leefbaar houden van onze planeet, of het houdbaar houden van onze jeugdhulp. Enkel de kortetermijnwensen gelden, want daarmee kunnen zij scoren.
De jeugdzorg kampt niet zozeer met geldgebrek. Als een kwart van alle geld voor jeugdhulp opgaat aan het circus van aanbesteding en er jaarlijks naar schatting rond de 2300 kwetsbare mensen “in behandeling” zijn bij zorgaanbieders die zich schuldig maken aan fraude en zorgverwaarlozing (hiermee is zeker 100 miljoen euro gemoeid), waag ik dat te betwijfelen. Zo bezien is het miljardenbudget voor jeugdhulp als het schieten met financiële hagel. Volstrekt ongericht en weinig effectief.
Het serieus probleem is een goede politiek-bestuurlijke aansturing. Met organisatorische eilanden als gevolg. Waardoor geen adequate ondersteuning op tijd en op maat gegeven kan worden. De rijksoverheid moet zorgdragen voor voldoende financiering van de jeugdhulp richting gemeenten. Gemeenten moeten de bureaucratie uit de jeugdhulp weghalen door te stoppen met het circus van aanbestedingen.
Ik ontken niet dat er ruimte voor verbetering is. Maar de roep om steeds meer geld en verplichte samenwerking zullen de situatie niet verbeteren. Het menselijk maken van de hele hulpverlening wel! Structuur- en marktdenken naast geldlust spelen een te grote rol! Natuurlijk, minder administratieve lasten en reële tarieven zijn goed. Net als meer ruimte om aanbieders onderling en met gemeenten te laten samenwerken. Maar dat zijn zaken die ook zonder een structuurverandering en politiek paniekvoetbal goed te realiseren zijn. Willen wij echt een paar stappen vooruitkomen, dan is meer nodig dan een passend budget. Geduld, vertrouwen en een continue dialoog met inwoners in hun situatie bijvoorbeeld.
Jeugdigen en ouders weer in hun kracht zetten? Dat kunnen professionals die de ruimte en tijd krijgen om dar bij te springen of in te voegen waar dat van toevoegende waarde is: in de eigen leefomgeving van ouders en kinderen. Voldoende menskracht die daarvoor eerlijk wordt betaald, kunnen wij op lokaal niveau realiseren door jeugdhulp en onderwijs met elkaar te verbinden. Zo gemakkelijk kan het zijn. Daarvoor hoeft het stelsel niet op de schop. De nieuwe maatregelen versnipperen het stelsel weer in verschillende ‘lagen’, met een eigen financiering en aansturing. Daarmee strooit Hugo, het verwarde oliemannetje, zand in het radarwerk dat op lokaal niveau (eindelijk) op stoom kwam.
- De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden.
- Meer blogs en ideeën zijn te vinden op Verruim de horizon, De kracht van het alledaagse en Inspirituals