Wie handelt uit passie, heeft geen werk maar leven

Delen:

Kinderen in het jeugdzorgsysteem zien veel verschillende hulpverleners; dat geldt helemaal voor kinderen die op een groep wonen. Het steeds weer opnieuw leren vertrouwen, weer opnieuw over een trauma vertellen en steeds weer een vertrouwenspersoon kwijtraken, is – boven op de trauma’s die ze al hebben – psychisch erg zwaar. De wisselingen en het niet kunnen opbouwen van een vertrouwensband met stabiele volwassenen heeft dan ook negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van jongeren. Stichting Het Vergeten Kind startte daarom onlangs een campagne en petitie om het wisselen van hulpverleners te stoppen. Met de campagne en de petitie roept Het Vergeten Kind op om de jeugdzorg zo te organiseren, dat kinderen substantieel minder verschillende gezichten zien dan nu het geval is.

Tienduizenden kinderen werden de afgelopen jaren op last van de kinderrechter uit huis geplaatst. Heeft die maatregel ze geholpen? Of hadden ze beter thuis kunnen blijven?  Talrijke kinderen komen in een pleeggezin of tehuis. Voor hun eigen bestwil, omdat het thuis te riskant leek of onveilig was. Als je als kind vervolgens geconfronteerd wordt met steeds weer nieuwe volwassenen, die elk een eigen opvoedstijl hebben, wordt het leven er bepaald niet makkelijker op. Meer dan veertig jaar geleden waren deze inzichten er ook (al). Ze zijn, met de beste bedoelingen, om zeep geholpen door het systeem.

In mei 1973 werd het eerste Browndalegezinshuis in Nederland geopend naar het voorbeeld van de Browndalehuizen in Canada. Die waren ontstaan op initiatief van John Brown, uit verzet tegen de bestaande hulpverleningsvormen, en met name tegen de psychiatrie.

Een Browndalehuis, ook wel een therapeutisch gezinshuis genoemd, is een kleine woon- en leefeenheid voor hulpverlening aan vier tot zes kinderen met gedragsproblemen. De kinderen zijn tussen twee en veertien jaar oud. Het huis wordt geleid door drie of vier volwassenen en functioneert als een vervangend gezin. Het gezinsmodel komt overeen op een aantal uiterlijke kenmerken: kleinschaligheid, huis in een straat, zelfstandige huishouding en een persoonlijke relatie opvoeder-kind.

In de begeleiding zijn verzorging, opvoeding en behandeling nauw met elkaar verweven. Het doel van de plaatsing, die twee tot drie jaar duurt, is dat de kinderen een nieuwe evenwichtige basis krijgen voor hun verdere groei en ontwikkeling. De gezinshuisouders traden zeven dagen per week 24 uur per dag op als plaatsvervangend opvoeder of ouder. Doordat er sprake van een deels in- en deels extern-wonende groepsleiding, ondersteund door een consulententeam, konden er in het huis ook ernstig emotioneel verwaarloosde kinderen geplaatst worden. In het huis had de groepsleiding als doel om te werken vanuit een diepe betrokkenheid.

Ik mocht in de beginjaren een van die gezinshuisouders zijn en zo invulling geven aan een vorm van jeugdhulp waarom wij vandaag de dag (moeten) smeken. Want inmiddels is er niets meer van die werkwijze over. Hoewel er veel betere resultaten geboekt werden dan met de toenterti9jd gekende vormen van jeugdhulp verbood de toenmalige staatssecretaris (Haars) uitbreiding. Het ‘systeem’ (lees: de overheid) had namelijk een aantal miljoenen extra gestoken in zogenaamde eindstations. Bovendien werd mijn toenmalige werkgever een door Justitie goedgekeurde inrichting die zich diende te houden aan de regelgeving van het Departement, en waarop de CAO-Welzijn van toepassing was. De invoering van de CAO, het werktijdenbesluit en tal van andere bureaucratische regeltjes waren de nekslag voor én mijn werkplezier en de betaalbaarheid van de werkvorm.

 “Kinderen, die in tehuizen verblijven, krijgen niet wat ze nodig hebben en wat de gemeenschap hun is verschuldigd”, was een conclusie uit het toen (1974) verschenen Zwartboek Kinderbescherming. Deze conclusie vertolkte de gevoelens van velen die toentertijd in tehuizen werken. Het was één van de redenen, waarom wij destijds iets anders wilden. Het was mogelijk en betaalbaar, omdat er gebruik gemaakt werd van de passie van mensen en er niet teveel verschillende hulpverleners nodig waren. Het tegenwoordige werktijdenbesluit maakt dat daarvoor vandaag al gauw zes tot negen hulpverleners nodig zijn. Waarmee deze vorm van jeugdhulp niet alleen ‘werk’ is geworden, maar ook onbetaalbaar.

Mijn ouders hebben mij goed opgevoed, met duidelijke regels, waaraan je je te houden had. Soms kwam ik in opstand, maar ik wist dat mijn ouders dan één lijn trokken. “Het is makkelijker om ja te zeggen dan nee”, zei mijn moeder. Ik heb er vaak aan gedacht tijdens de jaren dat ik ‘mijn’ kinderen in het gezinshuis (en later mijn eigen (klein-)kinderen) opvoedde.

Kinderen kunnen alleen emotioneel groeien als er een hechte en veilige relatie is met een ouderfiguur, die — vooral als het kind emotioneel jong is — op alle momenten aanwezig is, dat dit nodig mocht zijn. Dat was en is nog altijd zo. Onze opgave was tot een wezenlijke relatie met het kind te komen, zodat er een gevoel ontstond van “bij elkaar te horen” en de kinderen voelden dat zij gewenst en geaccepteerd zijn  zoals ze waren. Alles kan dan belangrijk zijn: opstaan, eten, spelen, niets doen, zich terugtrekken, slapen. De wijze waarop deze ouderlijke zorg wordt gegeven bepaalt de werking ervan.

Hechting speelt een essentiële rol bij de emotionele en sociale ontwikkeling van een kind. Kinderen met een goede hechting blijken beter te kunnen omgaan met tegenslagen, hebben een beter gevoel van eigenwaarde, zijn sociaal vaardiger, weerbaarder, leergierig en minder angstig. Wat overigens niet wil zeggen dat een kind dat angstig aangelegd is, weinig zelfvertrouwen heeft of sociaal wat onhandig of angstig is zich dus niet goed heeft kunnen hechten.

Bovenstaande is vandaag helaas relevanter dan ooit. Kinderen die weken, zo niet maanden, moeten wachten voordat ze de hulp krijgen die ze nodig hebben. Als ze die al krijgen. Ouders die verloren raken in het systeem. Niet, omdat ze niet willen, maar omdat het niet kan. Juist daarom vind ik dat wij er alles aan moeten doen om kinderen een thuis te bieden. De uitdaging van deze tijd is niet dat we het niet goed voor hebben met de jeugd(zorg), maar dat we de verbeeldingskracht lijken te ontberen om te zien hoe het beter kan.

Laten wij het tijdperk van de bedrijfseconoom en de regelneef, die de vakinhoudelijke en gepassioneerde experts hebben vervangen, achter ons laten. Laten wij de zorg voor onze jeugd weer bouwen op ‘mattering’ en gedeelde passie. Op mensen die willen zijn in plaats van moeten werken. Laten ons los komen van de systeemverslaving en gebruik maken van de mensen die zingeving, bezieling en passie vinden en hebben in de zorg voor jeugd. Mensen die weten waar ze voor opstaan, wat ze te doen staat,

Het is tijd om wakker te worden beste mensen, uit bed te springen en de petitie van Het Vergeten Kind te ondertekenen. Om zo de ban op passie te breken en haar nieuw leven in te blazen. Want waar het systeem de passie moordt, dienen wij voor de kinderen te staan!

  • De auteur, Peter Paul J. Doodkorte, is als senior-adviseur verbonden aan Vondel & Nassau, een landelijk werkend adviesbureau voor sociaal domein en overheden

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *